|
|||||
versie: 26-05-2017 - naar inhoudsopgave | CCT | www.waarheidsvinding.com Voor Thomas en Casper Aangezien er in de afgelopen tien jaar in de beschreven zaken wel nieuwe ontwikkelingen zijn geweest, zal aan de desbetreffende hoofdstukken nieuwe tekst worden toegevoegd. In de oorspronkelijke tekst zijn ook type- en taalfouten verbeterd. Het eerste hoofdstuk, getiteld 'Over de auteur', is geschreven door medeauteur Willem de Haan. Vandaar dat hierin over mij in de derde persoon wordt geschreven en citaten van mij worden aangehaald. Zowel in de nieuwe als oude tekst heeft Bart FM Droog bij de e-bookversie de rol vervuld van redacteur. Dankzij hem is de tekst (nog) duidelijker geworden, waarvoor mijn hartelijke dank. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan Dick Gosewehr. Na onze verwijdering uit het Cold Case Team in Groningen onderzoeken wij (en vooral hij) zaken waarin betrokkenen niet tevreden zijn over de behandeling van hun zaak bij de politie. Dit heeft ons duidelijk gemaakt dat er structureel iets mis in de wijze waarop door politie en justitie wordt gewerkt. Ik hoop in dit boek duidelijk te maken dat het hoog tijd wordt dat de wal het schip gaat keren. Ons is namelijk duidelijk geworden dat politie en justitie bij onderzoeken niet op zoek gaan naar DE waarheid, maar naar hun waarheid. Op een bepaald ogenblik neemt men aan te weten hoe de vork in de steel zit en hun onderzoek is er dan alleen op gericht om te bewijzen dat hun visie de juiste is. Men zoekt daardoor alleen naar feiten die hun visie ondersteunen, er wordt geen onderzoek gedaan om te kijken of hun visie niet correct is (bijvoorbeeld dat een verdachte niet de dader kan zijn). Tijdens mijn studie heb ik echter geleerd dat indien je iets wilt bewijzen, je dan het tegendeel moet gaan onderzoeken. Indien je het tegendeel niet kunt bewijzen, dan heb je de bewijsmiddelen dat je gelijk hebt ook gevonden. Met Dick heb ik op deze wijze onderzoek gedaan. Dit werk heeft ons behoed om, na ons vertrek, in een zwart gat te vallen. Integendeel, wij hebben het gevoel en de overtuiging dat we voor veel mensen iets hebben kunnen betekenen. Met name voor de mensen waarvan, mede door ons onderzoek, hun onterechte vonnis ingetrokken is geworden. Het boek heeft (gedeeltelijk) een nieuwe titel gekregen, namelijk: (Nog steeds) tegendraads. Het 'nog steeds' staat voor het werk dat ik met Dick doe. Hiermee bedoel ik dat wij nog steeds niet denken zoals men bij de politie en justitie doet. Wij zijn niet tegendraads omdat het onze standaardhouding is, maar omdat het noodzaak is. Ik wens u veel leesplezier. Harrie Timmerman voorjaar 2017
Vanaf 1964 studeerde Timmerman psychologie aan de Groninger universiteit. Tijdens zijn studie raakte hij enthousiast voor de wereld van de misdaad door de colleges van de bekende criminoloog Wouter Buikhuisen. Thema's als de samenhang van psychologische en sociale factoren als oorzaak van criminaliteit hadden zijn belangstelling. Hij werd student-assistent bij Buikhuisen. In 1969 zette hij met twee andere studenten een landelijk onderzoek op naar drugsgebruik onder middelbare scholieren. Na zijn studie werd hij wetenschappelijk medewerker op het Criminologisch Instituut. Hij promoveerde in 1977 op het proefschrift 'Drugs in een plattelandsgemeente', een onderzoek naar druggebruik onder de bezoekers van een jeugdhonk in het Drentse Gieten. In de jaren tachtig verlegde Timmerman zijn onderzoeksterrein van het thema drugs naar sociale ongelijkheid en maatschappelijke positie als motor van vermogenscriminaliteit. Dit onderzoeksterrein, waarvan Riekent Jongman, die Buikhuisen als hoogleraar was opgevolgd, de inspirator was, leidde tot studies op het gebied van witteboordencriminaliteit en klassenjustitie. Door de politiek, die via subsidiëring invloed heeft, werd in de jaren negentig het onderzoeksterrein verlegd naar die van het - al dan niet georganiseerd - geweld. De grotere aandacht voor het geweld als onderzoeksterrein betekende ook een grotere persoonlijke betrokkenheid van de onderzoekers zelf. Timmerman drukt dat als volgt uit: 'Bij onderzoek naar zaken als wapenbezit onder scholieren, uitgaansgeweld en moord heb je een andere betrokkenheid dan bij thema's als sociale ongelijkheid of klassenjustitie. Het komt dichterbij. Bij moord en geweld zijn er concrete slachtoffers. Daar voel je je als onderzoeker meer bij betrokken.' In het laatste decennium van de 20e eeuw gaven politiestatistieken een stijging van geweldsdelicten te zien. Tot de geweldsdelicten werden inmiddels ook zaken gerekend als tasjesdiefstal, wat eerder als vermogensdelict te boek stond. Dit was een van de redenen waarom, althans in de statistieken, er een toename van geweld werd geconstateerd. Wel bleek dat vanaf 1990 het aantal moorden in Nederland significant was gestegen, van zo'n 200 naar 275 per jaar. Criminologen werden daardoor geconfronteerd met de maatschappelijke en politieke vraag naar de oorzaken van de toename van het geweld en met welke maatregelen dit kon worden bestreden. Met de veranderende onderzoeksterreinen veranderde ook de omgang tussen wetenschap en politie. In de jaren zeventig was het slechts bij hoge uitzondering dat onderzoekers toegang hadden tot de politiedossiers. Timmerman: 'Ik kan me maar één onderzoek herinneren waarbij we van politiegegevens gebruik konden maken, dat was bij een onderzoek naar de verdeling van criminaliteit over saneringswijken in de stad Groningen over een langere periode. Op het oude politiebureau hebben we toen boven op zolder tussen de dossiers gezeten. De politie beschouwde ons, wetenschappers van de universiteit, als pottenkijkers. Begin jaren tachtig veranderde dit. Onderzoekers reden bijvoorbeeld mee in een politieauto, al was er vaak sprake van enige animositeit. 'Als je als onderzoeker in een politieauto meerijdt en merkt dat de politie vaker mensen aanhoudt die er wat onverzorgd uitzien, dan is het stellen van de vraag naar de reden natuurlijk niet bevorderlijk voor de sfeer.' Midden jaren negentig begon de politieorganisatie zich opener op te stellen tegenover 'wetenschappelijke pottenkijkers'. Mensen uit de politieorganisatie kwamen naar de universiteit en volgden colleges criminologie. Door de intensievere contacten tussen wetenschap en politie verdween het oude idee van: de politie, dat zijn anderen. Men ging stilzwijgend uit van een gezamenlijk belang: meer inzicht krijgen in de criminaliteit en voorkomen dat bepaalde vormen van criminaliteit zich verspreiden. Er ontstond ook meer wederzijds begrip: de politie leerde van de wetenschap dat je niet te snel conclusies moet trekken, de wetenschappers kregen meer oog voor het soms moeilijke werk van de agent op straat. De beleidsmensen bij de regiokorpsen van Groningen en Drenthe vroegen de criminologen om mee te denken over wat ze 'maatschappelijke verkenningen' noemden: het signaleren van en anticiperen op nieuwe vormen van criminaliteit. Het initiatief uit Groningen kwam van de Divisie Zware Georganiseerde Criminaliteit, nu de Divisie Regionale Recherche. Er kwam een Regionaal Informatie Knooppunt Criminaliteit, waar cijfers moesten worden bijgehouden en trends in de criminaliteit werden gevolgd, benoemd en beschreven. Zo werd nagedacht over de groei van het gebruik van anabole steroïden in sportscholen en het opduiken van wapens uit het Oostblok in Noord-Nederland. Het doen van voorspellingen bleek overigens niet eenvoudig. Zo bestond er angst dat het gebruik van de Somalische drug qat in Nederland een grote vlucht zou nemen. Maar die drug is nooit populair geworden, terwijl die er in voldoende mate was en is. Deze voorzichtige toenadering leidde ertoe dat Timmerman als wetenschapper onderzoek ging doen op de burelen van de politie. Op 1 september 1997 begon hij bij de Divisie Zware Georganiseerde Criminaliteit op het bureau aan de Schweitzerlaan aan een voorstudie naar het bestaan van georganiseerde bendes in de stad Groningen. De gedachte was dat dergelijke bendes veel geweld veroorzaken en de vraag was in hoeverre het (straat-)geweld gerelateerd kon worden aan dergelijke bendes. Hoe zat het met de onderlinge rivaliteit, wat doen bendes met 'verraders', hoe wordt het territorium verdedigd, is een vechtpartij op de Grote Markt een gewone vechtpartij, of zijn daar bendeleden met elkaar op de vuist? De politiemensen bij de rechercheafdeling waren nieuwsgierig naar dat nieuwe gezicht. Sommige medewerkers kenden hem van de colleges aan de universiteit, maar de meeste mensen die hij ontmoette, waren nieuw voor hem. Er was een brief rondgegaan waarin zijn komst was aangekondigd. Argwaan ontmoette hij niet, al was de chef van de Centrale Informatie Dienst (CID), de afdeling 'stillen', minder enthousiast. Deze had er moeite mee dat Timmerman inzage kreeg in vertrouwelijke gegevens tot welke zelfs rechercheurs geen toegang hadden. De CID werkt onder het gezag van de officier van justitie en soms wordt in het belang van een onderzoek bepaalde informatie over getuigen of verdachten voor de rechercheurs achtergehouden. Het betreft dan zogenaamde nul-nul informatie. Dat achterhouden van informatie gebeurt om te voorkomen dat de recherche tegen een mogelijke verdachte dingen zegt die een getuige in vertrouwen heeft verteld. Die getuige zou daardoor in grote problemen kunnen komen. Het hoofd van de CID vatte zijn misnoegen aldus samen: 'Dus ik moet nu aan een buitenstaander dossiers laten lezen die onze eigen politiemensen niet mogen zien?' De contacten verliepen dusdanig dat recherchemensen hem soms inwijdden in onderzoeken waar zij mee bezig waren. Men wilde zijn visie daarop horen, wellicht ook om te achterhalen waar hij stond, wat hij wist en kon. Het viel hem op dat de leden van de verschillende teams weinig met elkaar overlegden. Er waren nauwelijks dwarsverbindingen, ieder team werkte alleen aan het eigen onderzoek. Eind 1997 ontmoette Timmerman een rechercheur die hem bekend voorkwam. Het was de analist Johan Stienstra die eerder bij hem college had gevolgd. Stienstra was bezig met de moeilijke zaak van de psychologe Els Slurink die begin dat jaar was vermoord. Timmerman en Stienstra besloten om zich samen in die zaak te verdiepen. In zijn jeugd had Timmerman weliswaar menige detective verslonden, maar hij had nooit kunnen bevroeden dat zoeken naar het antwoord op de vraag: 'why men kill' nog eens zijn dagtaak zou worden. In een kantoorbaan weliswaar, met kantoortijden voor koffie en lunch. Maar in feite was er niet veel verschil met het werk aan de universiteit. Informatie verzamelen, praten met collega's, denken en schrijven. Hij werd gaandeweg een expert in het 'ontrafelen' van de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het NFI gebruikt een wetenschappelijk jargon, dat zelfs voor (technische) rechercheurs niet toegankelijk is. Verder dan het lezen van de conclusies kwamen zij meestal niet. Het hier volgende relaas bevat de ervaringen en de strikt persoonlijke visie daarop van een man, die zes jaar werkzaam was bij de Regiopolitie Groningen. In die periode signaleerde hij merkwaardige blunders en dwalingen bij de Groninger moordonderzoeken. Hij probeerde de politie tot een andere aanpak te bewegen. Geregeld met succes, ondanks weerstand, tot aan zijn dramatische afscheid. De onverholen kritiek in dit boek betreft in eerste instantie de politieorganisatie en op de tweede plaats enkele functionarissen. Die kritiek is niet de rancune van een teleurgestelde klokkenluider, ze is bedoeld als bijdrage aan een beter functionerend politieapparaat. Bart FM Droog. Voor de klokkenluiders van het Groninger Cold Case Team was geen moord verjaard. 1 juli 2016: Wet Huis voor klokkenluiders, mede dankzij Dick Gosewehr en Harrie Timmerman. The Post Online, 9 juni 2016. Anno 2017 Wel kan ik in dit verband wijzen op de onderzoeken die Dick Gosewehr en ik na het beëindigen van het politiewerk hebben gedaan. Naast onderzoeken naar gerechtelijke dwalingen waren dit ook onderzoeken naar vermissingen en mogelijke misdrijven die als ongeluk of zelfmoord werden afgedaan en daardoor niet door de politie zijn onderzocht. Mogelijk dat hierin de oorzaak te vinden is waarom het officiële aantal dodelijke slachtoffers is teruggelopen. Vermissingszaken Indien de omstandigheden daarom vroegen werd in het verleden bij vermissingszaken door de politie veel vaker onderzoek gedaan. Nu schrijft het protocol voor dat men niet direct actie behoeft te ondernemen, omdat in de meeste gevallen een vermiste binnen een paar dagen terugkomt en omdat mensen het recht hebben zelf te beslissen om ergens een nieuw leven te beginnen. Het enige dat de politie nu doet, is de collega's in het land te vragen om te melden als de vermiste na de datum van verdwijnen in hun administratie voorkomt. Indien na een jaar niets is vernomen, wordt aangenomen dat de persoon naar het buitenland is vertrokken. Misdrijven die als ongeluk of zelfmoord worden afgedaan Zaak Tariq Chatta en Leon Groeneweg Nadat Leons moeder hem dit heeft verteld, reageert Leon met: 'Dat hebben hun gedaan.' En: 'Nou ben ik de volgende, let maar op'. Vanaf dat moment is Leon angstig en heeft hij meerdere bedreigingen ontvangen. Zaak Sharleyne Remouchamps
Inmiddels had de advocaat van de vader verder onderzoek laten doen. Het bureau dat de statistieken betreffende zelfmoord bijhoudt, heeft laten weten dat het in Nederland nog nooit is voorgekomen dat een kind beneden de tien jaar een zelfmoord heeft gepleegd.
Een forensisch onderzoek liet zien dat, indien Sharleyne over de reling zou zijn geklommen, er klimsporen op de reling hadden moeten zitten. Deze zijn echter niet aangetroffen. Wel zijn sporen aangetroffen die passen bij het over de reling laten vallen van een zwaar voorwerp. Duidelijk moge zijn dat in beide beschreven zaken ten onrechte niet voor een misdrijf is gekozen als het te onderzoeken scenario. En dat, door dit soort foute diagnoses van politie en justitie, het aantal geregistreerde moord en doodslagen in Nederland hoger ligt dan de officiële statistieken aangeven. Oude kritiek op moord- en doodslagcijfers En dan dit nog
De oorzaak van de zelfmoord in dit geval zou kunnen liggen in het feit dat de chauffeur gevoelig zou kunnen zijn voor deze stof. Daar is een DNA-analyse voor nodig. Aangezien er bloed van de chauffeur is afgenomen, valt dit gemakkelijk te controleren. Echter de Zwitserse autoriteiten weigeren iedere medewerking. Of dit vaak voor komt is een belangrijke vraag. Exacte getallen zijn, omdat er geen onderzoek plaatsvindt, niet te geven. Maar Selma Eikelenboom (forensisch arts bij Independent Forensic Services) schat het aantal slachtoffers in de VS op 20.000 per jaar. Daarbij zijn de zelfmoorden meegerekend. In Nederland schat zij dit aantal op 800 per jaar. Hoeveel het ook precies zijn, het aantal is in ieder geval groot genoeg om ons ernstig zorgen te maken. Met name omdat de overheden kennelijk niet te bewegen zijn om dit te laten onderzoeken. Vanuit de farmaceutische industrie kunnen wij vanzelfsprekend geen onderzoek verwachten. Conclusie © Harrie Timmerman, 2017 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | index | begrippenlijst | register |
|
|||||