|
|||||
versie: 26 juni 2015
![]() Online periodiek voor droge feiten | voorpagina 50 jaar Letterenfonds, 1965-2015
DROOG- tijdschrift voor puike en diepgravende onderzoeks-journalistiek. Droog, onafhankelijk en ter zake. Over zaken uit heden en verleden die er toe doen of deden. Zaken die meer aandacht vragen dan in een artikel van een of twee papieren pagina’s gegeven kan worden.
Steun ons op Facebook: Droog - Slow jounalism De kranten "Voldoende kwaliteit" De voorwaarden tot deelneming bevatten o.m. de clausule: "dat het werk voldoende literaire kwaliteit bezit." De 150 kregen dus een onvoldoende op hun rapport, waarmee het F.v.d.L. tegelijkertijd de bevolkingsgroepen voor wie deze boeken enz. waren geschreven discrimineerde. Deze handelwijze is ontoelaatbaar. Als men per se een minimum wil vaststellen, dient dit onder alle deelnemers verloot te worden. Liever een beslissing door het blinde, doofstomme lot, dan door een jury die zijn eigen oordeel in alle subjectiviteit hanteert, of de huidige letterkundige mode volgt. De mode in de letterkunde wijzigt zich overigens te snel om een basis te vormen voor het uitkeren of onthouden van geld. Ik heb dit alles in de bestuursvergaderingen van de Vereniging van Letterkundigen besproken; niemand van mijn mede-bestuurders deelde mijn mening. Slechts één van hen vond dat inderdaad iedere schrijver een aanvullend honorarium toekwam, maar daar was geen geld genoeg voor beschikbaar. In wezen is dus niet het tekort aan literaire kwaliteit de grond van de afwijzing, maar geldgebrek. Welnu, laat dan het F.v.d.L. dit dan ronduit zeggen en ophouden met aan auteurs een brevet van onvermogen uit te reiken. Hierdoor kwetst men betrokkenen onnodig in hun schrijverschap, dat een integrerend deel van hun bestaan uitmaakt. Ten slotte nog dit: het F.v.d.L. moet aanvullende honoraria uitbetalen, omdat de Nederlandse schrijver in de meeste gevallen te weinig van zijn uitgever ontvangt. Wij hebben hier dus te doen met een toeslag, uitkering, ondersteuning, enz. in alle geval met financiële hulp. Die hulp heeft met literaire kwaliteiten niets uit te staan. Is een boek bij een bona fide uitgever verschenen, dan is het door hem, zij het dan mede op andere gronden, vooraf aan drie personen ter beoordeling gegeven. "Het Fonds is autonoom en bepaald onafhankelijk, het zal met deelnemers of andere belanghebbenden niet in discussie treden." Dit laatste betekent prijsvraag-allures er op na te houden. Nogmaals: de taak van het F.v.d.L. is op het gebied van de aanvullende honoraria geen andere dan deze, het uit de schatkist verkregen geld eerlijk te verdelen. Door de selectie zijn nu bedragen uitgereikt aan schrijvers van bestsellers en aan lieden die in goeden doen zijn. Dit is nooit de bedoeling geweest. Ik heb daarom het F.v.d.L. voorgesteld om de toeslagen in eerste Instantie te bestemmen voor schrijvers wier inkomen, dat van hun echtgenoot of echtgenote beneden de welstandsgrens (fl. 12.570) ligt. De huidige methode die ook bakkerskinderen brood geeft, berust op een sociaal onrecht. Zou de nieuwe minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk bereid gevonden worden om een einde te maken aan deze wantoestand? HENK FEDDER Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110590127:mpeg21:a0556
In een bewogen vergadering van de Vereniging van Letterkundigen, zaterdagmiddag in het Carltonhotel te Amsterdam, brak Fedder opnieuw een lans voor al die schrijvers, die zich door het Fonds "begapt", "beledigd" en "bedonderd" voelen, en voor hun lezers. "Er zullen altijd mensen zijn", aldus Fedder, "voor wie moderne literatuur Sanskriet is, maar ook deze staatsburgers hebben recht op lectuur." Emotioneel Op een verzoek van de vergadering met een tegenartikel in De Telegraaf te reageren, antwoordde Stuiveling geëmotioneerd: "Ik schrijf niet in De Telegraaf!" Wel stemde, hij toe een "tactisch geredigeerd communiqué" over deze kwestie te sturen aan het ANP. In een slotwoord verdedigde Henk Fedder zich tegen de aanvallen door erop te wijzen, dat hij het als zijn zedelijke plicht beschouwde te helpen voorkomen, dat de gelden van de belastingbetalers terechtkomen bij mensen die het niet nodig hebben.
Diezelfde lijdelijkheid heeft minister Vrolijk in 1964 verleid tot het in het leven roepen van het fonds der letteren, waaraan jaarlijks uit de staatskas meer dan een half miljoen gulden toevalt, ter toedeling aan zogenaamde hedendaags "creatieve" schrijvers. Het weer op Thorbecke's uitspraak terug te voeren bezwaar, dat de overheid niet behoort uit te maken wie al dan niet onder de categorie van creatieve schrijvers behoren te worden gerekend, heeft tot de absurde consequentie geleid, dat thans als gevolg van een eenzijdige bestuurssamenstelling een klein aantal bevoorrechte Sex- en Schundschrijvers elkaars schuttingwoorden rijkelijk plegen te belonen. Op staatskosten wel te verstaan. Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110590700:mpeg21:a0360
Aanleiding tot het schrijven van de brief vormt de mededeling van het Fonds voor de Letteren dat Van Reen over 1970 geen stipendium, werkbeurs of toelage zal worden verleend. Hij meent dat de verdeling van het geld van het fonds (één miljoen gulden) in hoge mate willekeurig gebeurt en een onderonsje vormt van een kliek. „Na informatie onder de auteurs is mij gebleken dat kapitaalkrachtige auteurs die het geld niet nodig hebben. ook nu weer in de fondspot delen", aldus Ton van Reen. „Ik acht het fonds evenwel in staat haar besluit te herroepen en mij alsnog op korte termijn een toelage of werkbeurs toe te kennen. Wanneer op dit verzoek negatief gereageerd, wordt, zal ik een persoonlijk onderhoud vragen met de minister van CRM om met haar mijn zorgen te bespreken.' Rekeningen van dokter en psychiatrische kliniek zal ik aan het bestuur van de stichting Fonds voor de Letteren doen toekomen met het verzoek deze te willen voldoen", aldus Ton van Reen. Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612129:mpeg21:a0214
Commentaar: Artikel van Alfred Kossmann (1922-1998), die, zo bleek uit later onderzoek van Peter Vleesch Dubois en uit Aarts Almanak '83 , vanaf 1969 t/m 1982 elke jaar werkbeurzen kreeg, of van het Fonds voor de Letteren of van het Amsterdamse Fonds voor de kunst.
Volgens de schrijversorganisatie heeft het Fonds voor de letteren een uitstekend plan ingediend voor de besteding van dit extra subsidie-bedrag, maar het plan kan niet worden uitgevoerd, omdat CRM het geld nog steeds niet heeft overgemaakt. "De literaire vertalers worden hierdoor ernstig gedupeerd," aldus de VVL/VVS, die verlangt dat het amendement onmiddellijk wordt uitgevoerd.
Een uitgave van C.J. Aarts, Amsterdam, [1982]. “Het valt te verwachten dat de negatieve oordeelaars van overheids-subsidie voor kunst hun stem in de nabije toekomst steeds luider zullen laten klinken. Om hen niet in de kaart te spelen, dient het thans beschikbare geld zo effectief mogelijk besteed te worden.”
De Telegraaf, 23-06-1982 De PvdA-Kamerleden , drs. A. Kosto en F. Niessen wensen opheldering over een geheim CRM-dossier, waaruit zou blijken dat aan enkele schrijvers jarenlang, zonder dat ooit naar hun produktie of werkplan was gevraagd, beurzen werd verstrekt. In Kamervragen aan CRM-minister H. de Boer willen zij weten hoe het Fonds voor de Letteren zonder enige voorwaarde vooraf, beurzen voor drie tot vijf jaar kan verstrekken.
Minister De Boer van CRM vindt dat het Fonds voor de Letteren zijn werk goed doet. Er is binnen het fonds geen sprake van 'kliekvorming' en de geldmiddelen worden op juiste wijze gebruikt. De Boer antwoordt dit op schriftelijke vragen van de PvdA-Kamerleden Kosto en Niessen.
(...)
Misschien is het beter om het verhaal écht bij het begin te beginnen, want het Fonds voor de Letteren is altijd omstreden geweest. Zo omstreden, dat alleen al de polemieken die erover gevoerd werden, het povere bedrag dat de Nederlandse overheid jaarlijks voor haar auteurs beschikbaar stelt (dit jaar een kleine vier miljoen) rechtvaardigen. Ger Verrips: 'Er worden altijd meteen de meest krasse termen gebruikt: fraude, nepotisme, vriendjespolitiek. Ik zit echt eens in de twee maanden op het puntje van mijn stoel om weg te lopen. Zo'n bestuursfunctie is toch al frustrerend en zelfs storend voor je eigen schrijfwerk. ' Verrips kan zich daar echt kwaad over maken: "Ik sta niet op het standpunt dat je ieder jaar heel precies een verantwoording moet vragen. Stel dat ze halverwege het jaar door iets heel anders geïnspireerd worden. Mag dat soms niet? (...) Schrijver hebben wel eens inzinkingen, waardoor ze een jaar niet publiceren. Moet je dan hun werkbeurs intrekken en ze naar de bijstand verwijzen?'Verrips: "Vleesch Dubois noemt bij voorbeeld Kossmann, die een tijdlang niets publiceerde. Dat klopt, hij heeft een ernstig auto-ongeluk gehad en toen kwam er van zijn werkplan niets terecht." En of [sic!] the record geeft Verrips nog een aantal voorbeelden waarbij het fonds sociale - inderdaad , het is een schande - sociale factoren mede een rol heeft laten spelen bij de toekenning van een werkbeurs, en niet alleen heeft gekeken of daar de literatuur wel voldoende mee gestimuleerd werd. Of the record, want het mag natuurlijk helemaal niet van CRM.
Deze scriptie is overigens alweer een jaar oud, maar pas onlangs kwam ze in de openbaarheid door middel van artikel in "Het Parool". Vervolgens werd door PvdA-kamerleden opening van zaken gevraagd aan minister De Boer van CRM. Het antwoord daarop hebben we nog niet gezien. Voor subsidie aan letterkundigen staat elk jaar zo'n 3,5 miljoen op de rijksbegroting. Daarvan worden beurzen toegekend, die de auteurs in staat stellen zich geheel aan hun kunst te wijden, zodat ze niet verplicht zijn hun romans of gedichten te schrijven in de tijd die overblijft nadat ze voor hun onderhoud hebben gezorgd. Maar weinig schrijvers zijn namelijk zo succesvol, dat ze van de opbrengst van hun boeken kunnen leven, en dat geldt zeker van de auteurs van moderne literatuur.
Overigens is de publikatie van een en ander ook niet uit pure objectiviteit gebeurd. De schrijver van het artikel in "Het Parool" was namelijk een dergenen die jaar op jaar bij het Fondsbestuur bot vingen met hun aanvragen. Zo iemand komt natuurlijk heel gemakkelijk tot de overtuiging dat het geld naar de verkeerden gaat. Daarbij zal ook de vraag aan de orde moeten komen of inderdaad de verdeling van dat geld kan worden toevertrouwd aan mensen die zelf allerlei persoonlijke banden met aanvragers hebben. Weliswaar wordt de samenstelling om de twee jaar gedeeltelijk ververst en zit niemand langer dan vijf jaar, maar er kan toch gemakkelijk een soort inteelt optreden. Maar dank zij de socialistische nivelleringspolitiek is deze bron praktisch opgedroogd. In die zin is het logisch dat de staat de ondersteuning van de kunst overneemt. Maar ideaal is het zeker niet. Men hoeft dit element niet voor de volle 100 pet. te ontkennen om toch afstand te nemen van het vrijheidsbegrip dat hierachter ligt. Want in deze zienswijze geeft een mens er pas blijk van echt vrij te zijn, als hij kiest voor de socialistische maatschappij van de toekomst. Maar voor die keuze kan hij evengoed gemanipuleerd worden, bijvoorbeeld door profeten die hem schone dromen voorspiegelen die helemaal niet uitkomen. De consequente marxist gaat zelfs zover, dat hij de mensen pas echt vrij acht als ze alleen nog maar kunnen kiezen wat hij goed voor hen vindt. De conclusie van prof. Van het Reve was, dat een Nederlandse politieke partij en een Nederlandse regering geen oordeel over die keuze van de mensen behoort te hebben en niet op middelen moet zinnen om die te veranderen. Zo kras zouden wij het niet willen formuleren, want dit klinkt ons toch wel al te vrijblijvend in de oren. De overheid zal echter een kunstbeleid moeten voeren binnen de bevoegdheden die haar toekomen, en die zijn slechts bescheiden. Vooral in de niet-politieke sfeer, die van gezin, school en krant, zal de goede smaak voor kunst bevorderd moeten worden en zal geleerd moeten worden ook in deze dingen de geesten te beproeven. Nederlands Dagblad, 07-07-1982 Minister De Boer steunt Fonds voor de letteren (van onze politieke redactie) [fragmenten] DEN HAAG - Er is geen sprake van een geheim CRM-dossier, waaruit zou blijken dat net Fonds voor de Letteren van 1973 tot 1976 een beperkte kring van steeds weer dezelfde schrijvers heeft gesteund. Ook is in die jaren en daarna (op basis van een nieuwe regeling) door het bestuur van het Fonds steeds zorgvuldig en met inachtneming van een zo groot mogelijke objectiviteit gehandeld en beoordeeld. Dit schrijft minister H.A. de Boer (cultuur, recreatie en maatschappelijk werk) in zijn antwoord op schriftelijke vragen van de PvdA-Tweede-Kamerleden A. Kosto en F. Niessen. Minister de Boer ontkent in zijn antwoorden niet, dat schrijvers, die al eerder een werkbeurs kregen, vaker een nieuwe bijdrage krijgen dan eerste aanvragers. Maar hij noemt dat voor de hand liggend, omdat "de kwaliteit bij de groep die al eerder op grond van een kwaliteitsoordeel een uitkering kreeg gemiddeld hoger is dan bij de ongeselecteerde groep eerste aanvragers". (...) Een beslissing wordt alleen genomen op basis van een werkplan, aldus minister De Boer. Bij het niet voltooien van het werkplan hoeft het geld niet te worden teruggestort. Minister De Boer acht dat terecht. (...) (...) De bewindsman heeft inmiddels de Universiteit van Amsterdam om inzage gevraagd van de scriptie van drs. P. Vleesch Dubois over het subsidiebeleid van het Fonds voor de Letteren. Hij wil nakijken of een onlangs in Het Parool verschenen artikel over dit onderzoek wel klopt. De minister schrijft de faculteit, dat hij een eventuele weigering om de scriptie op te sturen, hoog op zal nemen. Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010627807:mpeg21:a0073
[beginfragment plus een overzicht uit het boek] Het geld en de letteren is het hoofdthema van Aarts' Letterkundige Almanak voor het Boekenjaar 1983. Wam de Moor gaat uitvoerig in op de manier waarop een auteur in Nederland met schrijven zijn geld verdient. Verdachtmakingen over vriendjespolitiek binnen jury's en binnen het bestuur van het Fonds voor de Letteren (dat werkbeurzen aanbeveelt) wijst hij van de hand. Overzichten van het aantal toegekende werkbeurzen in 1982 en van de 30 auteurs die de afgelopen zeven jaar de grootste werkbeurzen hebben gekregen, tonen aan dat het beschikbare geld inderdaad "gewetensvol" is verdeeld, zoals Wam de Moor stelt. Hij wijst er bovendien op dat het Fondsbestuur zich regelmatig vernieuwt, zodat auteurs die het ene jaar worden afgewezen het volgende jaar wel een kans maken (en omgekeerd), omdat bepaalde bestuursleden een andere smaak hebben. De werkbeurzen worden overigens in maandeenheden toegewezen, wat voor dit jaar f 2.963 per maand betekent, en slechts tien auteurs kregen dit jaar een beurs voor 12 maanden (f 35.556). Het beleid voor de Nederlandstalige letteren in België wordt toegelicht door Henri-Floris Jespers. Hierbij valt op dat de toelagen aan auteurs heel wat lager liggen dan in Nederland. Omgerekend tussen de f 1.200 en f 7.200 per jaar. Jespers noemt literaire prijzen als een andere bron van inkomsten, naast lezingen en dergelijke. Volgens hem is er echter geen sprake van een gecoördineerd beleid en staat "de Vlaamse schrijvers- wereld nog onder een wettelijke bevoogding, terwijl de Nederlandse schrijver al een tijd de Regentenmentaliteit is ontgroeid". Naast de twee interessante hoofdartikelen bevat de vierde Aarts' 'Almanak een lijst met adressen van subsidieverstrekkers in Nederland en .Vlaanderen, waarmee het thema geld en letteren wordt afgerond. (...)
DEN HAAG - De stichting Fonds voor de Letteren viert dit jaar haar 21ste verjaardag als een jubileum, omdat het fonds volwassen is en omdat er vorig jaar door omstandigheden niets van een jubileumviering is gekomen. In het Letterkundig Museum, ondergebracht naast de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, is een speciale tentoonstelling ingericht over het ontstaan van het fonds en het subsidiesysteem. Er liggen en hangen knipsels en foto's over de schrijversprotesten uit 1962 en 1970, de vertalersactie van 1980 en de eerste aanvraagformulieren voor subsidie, ingevuld door Gerard Reve en wijlen Cees Buddingh'. Op vrijdagmiddag 18 april belegt het fonds in de aula van de Koninklijke Bibliotheek een forumdiscussie tussen schrijvers, vertalers en parlementariërs over het letterenbeleid. De auteurs Heila Haasse, Greetje van den Bergh, Bert Schierbeek en A.F.Th, van der Heijden leiden de discussie in met een causerie getiteld „Ik en het Fonds". De stichting Fonds voor de Letteren verdeelt dit jaar ongeveer 3,5 miljoen gulden subsidie aan schrijvers en vertalers in de vorm van werkbeurzen, aanvullende honoraria, opdrachten, debutanten en reisbeurzen. Volgens het bestuur is het fonds, dat opgericht werd in 1965, nu praktisch volwassen. Het Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk onderzoek van de Katholieke Hogeschool Tilburg bestudeert in opdracht van het ministerie van WVC nog of het subsidiesysteem verbetering behoeft. De voorzitter van het Fonds voor de Letteren, de schrijver Ger Verrips, wees de beschuldiging, geuit in het weekblad Vrij Nederland, dat de bestuursleden van het Fonds vooral zichzelf zouden subsidiëren, van de hand. In een artikel in VN over de verdeling van de overheidssteun werd vorige week geconcludeerd dat het „zeer lucratief" is om bestuurs- of commissielid van het Fonds te zijn. Dichter-bestuurslid Peter Nijmeijer zou voor de publikatie van twee dichtbundels sinds 1974 ƒ 158.000 subsidie hebben ontvangen. Verrips: „Dat is pertinente onzin. Nijmeijer heeft dat geld in de eerste plaats gekregen voor zijn omvangrijke vertaalwerk." Bron:
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010565989:mpeg21:a0189 fl. 3.500.000,- anno 1986 = € 2.809.471,29 anno 2014
fl. 158.000,- anno 1986 = € 126.827,56 anno 2014
Bron: Centraal Bureau voor Statistiek: Prijzen toen en nu. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/prijzen/cijfers/extra/prijzen-toen-nu.htm
Als een vader die niet boos maar wel bedroefd is reageerde Ger Verrips, schrijver en voorzitter van het bestuur van het Fonds. Hij spreekt, in een persbericht, van 'een ernstige beschuldiging' en zegt: 'Een dergelijke gang van zaken zou immers in strijd zijn met de statuten en regelingen van het Fonds en een grove schending betekenen van het vertrouwen in een gelijke behandeling van alle aanvragers en een zorgvuldige besluitvorming met het oog op de doelstelling van de Stichting Fonds voor de Letteren.' Een beroepspoliticus had het niet mooier kunnen zeggen. Maar Max Pam beweert nu juist, en staaft dat met bewijzen, dat de gang van zaken bij het Fonds het vertrouwen van schrijvend Nederland op zijn zachtst gezegd op proef heeft gesteld. Wat moet Tim Krabbé wel denken, wie een aanvullend honorarium voor zijn boek 'Het gouden ei werd' geweigerd omdat het te geringe literaire kwaliteit zou hebben (niemand weet hoe je zoiets meet, ook het bestuur van het Fonds voor de Letteren heeft geen criteria zwart op wit) en die moet constateren dat Peter Nijmeijer voor een eigen bundel en twee door hem vertaalde bundels respectievelijk fl. 2880, fl. 2880 en fl. 960 opstreek. Voor een vertaling van een stuk van Bertolt Brecht ontving Nijmeijer nog eens fl. 1360. Peter Nijmeijer zit dus boven het gemiddelde. Het is te hopen dat de boeken van Verrips niet dit soort proza bevatten, want dan zou de schrijver spoedig tot de bedelstand vervallen. Maar literaire kwaliteit wordt voor een persbericht niet verlangd. Verrips kreeg in 1984 fl. 26.520 uit het Fonds voor de Letteren, waarvan fl. 1920 als aanvullend honorarium. Bestuurslid Ernst van Altena kreeg aanvullende honoraria ten bedrage van fl. 25.524 en een vertaalopdracht ter waarde van fl. 1 3.300. Bestuurslid Thea Beckman kreeg een aanvullend honorarium van fl. 4800. Bestuurslid J. Hamelink kreeg een werkbeurs van fl. 36.900 en een aanvullend honorarium van fl. 2880. Bestuurslid J. Vogelaar kreeg een werkbeurs van fl. 36.900 en een aanvullend honorarium van fl. 3840. Bestuurslid Nicolaas Matsier kreeg een werkbeurs van fl. 12.300 en een aanvullend honorarium van fl. 213 (hé, wat weinig!). Deze schrijvers mogen het geld dat overblijft verdelen onder andere schrijvers, die in 1984 gemiddelde werkbeurzen kregen van fl. 10.343 en, zoals opgemerkt, gemiddelde aanvullende honoraria van fl. 2403. Het is duidelijk: alle schrijvers van Nederland moeten in het Fondsbestuur. Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010949111:mpeg21:a0196
Het was het begin van de jaren zestig en Nederlandse letterkundigen voerden actie voor financiële steun van de overheid. Geld is tijd en tijd is nodig om te kunnen schrijven, citeerde een schrijverscomité de dichter J. C. Bloem. In 1965 had het 'schrijversprotest', zoals het later bekend werd. succes: er kwam een jaarlijkse subsidie die enige rust en zekerheid moest brengen in het wankele bestaan van de schrijver. Maarten Vrolijk, toenmalig staatssecretaris van CRM (nu WVC), riep een stichting Fonds voor de Letteren in het leven en beloofde haar een bedrag van ruim drie ton. Ter vergelijking: nu heeft het fonds een bedrag van bijna drie miljoen gulden onder schrijvers en vertalers te verdelen. 1965-1986: het Fonds voor de Letteren bestaat 21 jaar en geeft daar op twee manieren blijk van. In het Nederlands Letterkundig Museum (naast het Centraal Station in Den Haag) staat tot en met 20 april de geschiedenis van het fonds in woord en beeld tentoongesteld. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt op 18 april een forum gehouden over het letterenbeleid van de overheid. Viering van een 21-jarig bestaan duidt op een kennelijke blijdschap over het volwassen worden van het Fonds voor de Letteren. Maar zo moeten we dat niet zien. Het ligt simpeler. Het jubileumjaar 1985 ging ongemerkt voorbij omdat de secretaris van het fonds door ziekte was geveld en daarom ging het feest op de lange baan. Ger Verrips, voorzitter van het fondsbestuur, spreekt ook liever niet in symbolische termen over het bereiken van meerderjarigheid. „Wel hebben we het gevoel dat het systeem nu min of meer voltooid is. Het beleid blijft vooralsnog hetzelfde en nieuwe regelingen zullen er niet komen, hoogstens wat verfijningen. Kortom, we vonden het een mooie tijd om stil te staan bij de vraag wat er van het fonds is geworden." Stel die vraag aan Verrips en er volgt een positief antwoord. „Met de instelling in 1965 van de stichting Fonds voor de Letteren heeft de overheid het beleid gedelegeerd. Direct betrokkenen verdelen het overheidsgeld. Dat is uniek. De rijksoverheid heeft het gewaagd beleid uit handen te geven, met alle risico's van dien en dat heeft gefunctioneerd. Alle wijzigingen sindsdien stonden in het teken van een verdere verzelfstandiging." Het bestuur van het fonds bestaat uit vijftien mensen, voor het merendeel schrijvers en vertalers. Zij behandelen en beslissen over alle aanvragen van collega's die financiële steun van de overheid willen. Dat bestuur verandert regelmatig (om willekeur te voorkomen) en heeft ruim tien commissies die een adviserende functie hebben. „Eerlijk gezegd lukt dat rouleren niet altijd. Maar toch: in zo'n kleine wereld daar elke keer tientallen mensen bereid voor vinden, dat duidt toch op een zeker plichtsbesef. Een besef van het belang van het Fonds voor de Letteren. Een leuke baan is het echt niet, heel delicaat werk. Je weet dat al die mensen die een aanvraag indienen dat geld ontzettend nodig hebben." Van die aanvragen zijn er een paar tentoongesteld in net Letterkundig Museum. Zo schreef wijlen Cees Buddingh' als reden voor subsidie: „Ik moet praktisch alle tijd en energie opofferen om aan de kost te komen". Gerard Reve wilde „eindelijk eens rustig kunnen werken". In een toelichtende brief aan het fondsbestuur voegde de volksschrijver daaraan toe: „Over mijn werk en persoon wordt veel onzin beweerd en laster verspreid, waaraan ik uw college dringend verzoek generlei aandacht te willen schenken." Een schrijver of vertaler moet voor toekenning van een beurs een werkplan indienen. Verrips gedecideerd: „Zonder werkplan geen beurs. Dat moet je niet onderschatten, maar natuurlijk ook weer niet overschatten. Het is geen arbeidscontract. Ik bedoel: als een verhalenbundel poëzie wordt en het is nog goed ook, wat zullen we daar dan nog verder van zeggen? En als een echt beroemde auteur als werkplan alleen maar opschrijft 'roman', wat moet je daar dan nog verder over vragen? Daarom is net ook goed dat mensen uit het vak de beoordeling geven. Bij twijfel moet je natuurlijk wel eens verantwoording vragen, maar een roman kan best eens een half jaar onafgemaakt in de kast blijven liggen. Zo is het leven van de schrijver en je moet hem geen ambtenarenbestaanopdringen. Toch is de suggestie om het fondsbestuur anders in te richten al meermalen gedaan. Is het wel zo verstandig vakbroeders elkaars werk te laten beoordelen? Ger Verrips weet niet hoe het anders zou moeten. „Er zijn behalve deze opzet nog twee mogelijkheden. De eerste is: je vormt een bestuur van liefhebbers, deskundigen van buitenaf. Dat kun je wel doen voor iets eenmaligs. Maar het fonds vereist gewoon veel meer werk. En als je een bestuur regelmatig wilt laten rouleren, lukt het nooit om daarvoor voldoende buitenstaanders aan te trekken. De tweedemogelijkheid is: een bestuur van ambtenaren. Maar daar heb je hetzelfde probleem. Bovendien is zo'n opzet in strijd met de grondwet. De overheid mag immers geen kwaliteitsoordeel over kunst vellen." „Welk systeem je ook kiest, er zijn altijd teleurgestelden. Het bestuur zoals het nu is samengesteld, heeft voor dat gevoel net meeste begrip. Wij weten hoe pijnlijk het is en al die verhalen over een mafia in het bestuur, allemaal onzin." Hij wijst op de invloed van anderen in het bestuur. „Dacht je dat Sem Dresden, een gepensioneerd hoogleraar, of Pieter Hagens, de uitgever van Van Dale, zich door een paar schrijvers lieten gebruiken?" Niettemin maakte Propria Cures zich jarenlang, getrouw aan haar satirische inslag, vrolijk over de stoet van onbekende namen die bij het fonds in de prijzen vielen. Vier jaar geleden kwam er serieuzer geschut in stelling toen Peter Vleesch Dubois in een scriptie het fonds aanviel. Hij beweerde onder meer dat er onder één hoedje werd gespeeld met het ministerie. Dat ambtenaren inzage hadden gekregen in vertrouwelijke gegevens van schrijvers. lets wat Ger Verrips ten stelligste ontkent: „De minister heeft dat trouwens destijds in de Tweede Kamer ook gedaan. Dat zegt misschien niet alles, maar toch wel veel. Keurmeesters Verrips haalt een schriftelijke reactie op die aantijging te voorschijn: in zijn loopbaan als voorzitter sinds 1981 zijn noch van overheidszijde noch uit literaire hoek bedenkingen over het bestuursbeleid geuit Mocht dat ooit gebeuren, dan belooft Verrips direct af te treden. Geen eigen bevoordeling dus? „Nee, iedereen wordt gelijk behandeld. Ook de bestuursleden." Als er werk van een bestuurslid ter beoordeling ligt, trekt de bestuurder zich terug. De cijfers die In het VN-artikel worden genoemd, zijn volgens Verrips ondeugdelijk. „We worden in dat artikel keurmeesters genoemd. Daar is sprake van en dat willen we helemaal niet. Ons oordeel is betrekkelijk, net zo betrekkelijk als het oordeel van de lezer of van de uitgever. We matigen ons niets aan. Er is een concrete taak en dat is een kwaliteitsoordeel uitspreken ten behoeve van de literatuur. Niets meeren niets minder." „Als een professor het verwijt uit dat een door ons te laag gewaardeerd boek in historisch oogpunt zeer belangrijk is, zegt me dat weinig. Dat is aan ook maar een mening. Bovendien: wij beperken ons tot het nu en wij zien het in relatie met andere inzendingen, niet in het licht van de geschiedenis. En ach: bij ons zit ook een hoogleraar, maar zijn stem weegt heus niet zwaarder dan dat van een ander bestuurslid." „Nee, grote oplagen spelen geen rol bij de beoordeling, net zo min als publicitaire aandacht een norm is. Ik ken het geval van een auteur wiens belangrijkste boek niet werd gerecenseerd omdat er toen een poststaking van een paar maanden was. Juist van een fonds als het onze mag je in dat opzicht een corrigerende functie verwachten. Wij moeten ons losmaken van de markt." Openbaarheid Verrips: „We streven naar een optimale openbaarheid, maar daar zitten wel een paar grenzen aan. Er wordt inderdaad weleens gezegd: gooi de zaak helemaal open. Maar dat kan niet. Alle besturen die het fonds tot nu toe heeft gehad, gingen ervan uit dat bepaalde gegevens vertrouwelijk moeten blijven. Werkplannen en verslagen, daar zit vrij veel informatie in. Die kun je niet zomaar op straat gooien. Ze zijn nuttig voor een goede besluitvorming, maar verder moeten ze geheim blijven. Als een schrijver dat zelf wil, mag dat natuurlijk. Hij gaat zijn gang maar." „Ook de notulen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk. Wij gaan ervan uit: het gaat om de uiteindelijke beslissing en niet om de individuele mening van een bestuurslid of de mening van de adviescommissie. Het bestuur is verantwoordelijk, niemand anders. De schrijver Martin Hartkamp heeft ooit eens de openbaarheid daarvan willen afdwingen. Hij is gegaan tot de Raad van State, maar het is hem niet gelukt." Twee recente ontwikkelingen duiden er niettemin op dat de gang van zaken binnen het Fonds voor de Letteren toch te wensen overlaat: de instelling van een beroepscommissie en een intern onderzoek bij het fonds. Dat laatste heeft volgens Verrips niets te maken met enig ongenoegen over het fonds. Het onderzoek, zelfs van harte toegejuicht door het bestuur zelf, moet inzicht geven in de maatschappelijke positie van schrijvers en vertalers en wat het fonds voor hun betekent. Het is min of meer een gevolg van onenigheid tussen minister en fonds. „De minister wilde een korting van drie procent. Dat is door ons afgewezen. We hebben toen aangedrongen op een degelijk onderzoek, ook met het oog op een oudedagsvoorziening voor schrijvers. Dat is opgepikt door de Tweede Kamer en de bezuiniging is ongedaan gemaakt. Er is toen met het ministerie afgesproken dat er geen wijzigingen in het beleid komen zolang dat onderzoek gaande is. De commissie van beroep, sinds twee jaar actief binnen het fonds, was een initiatief van het bestuur zelf. Verrips: „Er bestond bij een zeker onbehagen dat afgewezen auteurs verder niets konden beginnen. Zij schreven een brief, wij schreven terug en dat was het dan. Een verdere discussie was uitgesloten. Natuurlijk, ze konden naarde rechter stappen, maar dat is een kostbare affaire. Deze procedure kost maar 75 gulden en dat bedrag krijgt de schrijver terug als hij de zaak wint. Het fonds legt zich Dij voorbaat neer bij het oordeel van de commissie." „Een kwaliteitsoordeel is daarbij wel uitgesloten. Terecht vind ik. Als men het daar niet mee eens is, moet de minister de commissie maar tot bestuur maken. Het gaat zuiver om de procedures en de zuiverheid van de procedures wordt zonder meer verhoogd door het werk van de commissie." In 1985 heeft de beroepscommissie negen zaken behandeld. Twee werden er uiteindelijk weer ingetrokken, twee werden gegrond verklaard en vijf werden afgewezen. Verrips naar aanleiding daarvan: „We krijgen jaarlijks gemiddeld 1100 aanvragen binnen voor steun. Daarvan krijgt meer dan een kwart nul op request en 75 procent krijgt niet wat ze wil. Slechts een kleine minderheid krijgt dat wel." „Voordat de commissie er was. kregen we twintig brieven binnen met bezwaren of op z'n minst klemmende vragen. Daar is met de komst van de beroepscommissie dus in feite geen verandering in gekomen. Op basis daarvan zeg ik: we doen het redelijk. En met net werk dat we doen, kun je ook eigenlijk niet meer verwachten.' Met naast bovenstaande deze tekst, in kader:
Van onze kunstredacteur Gerlof Leistra Nu had Vrij Nederland-journalist Max Pam twee weken geleden de feestvreugde al bijvoorbaat danig weten te verstieren door — volgens ingewijden daartoe opgehitst door een gefrustreerde Martin Hartkamp — het bestuur van het jubilerende Fonds van vriendjespolitiek te beschuldigen. Dat Fonds heeft jaarlijks zon 3,5 miljoen gulden aan subsidies te verdelen en de verdelers worden er volgens Pam zelf zeker niet armer op. Aad Nuis, D66-senator en schrijver-criticus, reageerde in zijn inleiding op die kritiek door te stellen dat het volgens hem inderdaad beter zou zijn als het bestuur een vast salaris voor zijn werkzaamheden zou ontvangen. Daarnaast pleitte hij voor een gevarieerder samenstelling: "Er zitten nu alleen maar schrijvers in het bestuur en geen critici en literatuurgeleerden." Ook wees hij op de in zijn ogen te grote invloed van de Vereniging van Letterkundigen op de benoemingen. Vertaalster Greetje van den Bergh benadrukte de ontoereikende honorering voor vertaalwerk en vond het beleid van het Fonds "meer een tombola dan iets waar je op kunt rekenen." Waardering Er waren gisteren natuurlijk ook genoeg waarderende woorden voor het Fonds. Zo zei de in Frankrijk wonende schrijfster Hella Haasse: "Vanuit de verte heb ik de indruk dat de Nederlandse overheid met het Fonds tot de voorhoede behoort. Vrijwel nergens bestaan voor schrijvers zoveel subsidiemogelijkheden als bij ons." Wel vond zij dat de overheid de taalbeheersing in het onderwijs krachtig zou moeten bevorderen. De schrijver A.F.Th, van der Heijden stelde in zijn humoristische bijdrage dat het inkomen van een schrijver in geen verhouding staat tot de geleverde prestatie: "Het honorarium bedraagd gemiddeld misschien een dubbeltje per werkuur. Het Fonds voor de Letteren ben ik daarom steeds meer gaan zien als een noodzakelijk bescherming tegen de bedreigende broodschrijverij." Euvel De op de inleidingen volgende forumdiscussie over het letterenbeleid, met als deelnemers naast Bernlef onder meer uitgever Laurens van Krevelen en de Tweede Kamer-leden Niessen (PVDA), Beinema (CDA) en Dijkstal (VVD), leed aan het bekende euvel: teveel sprekers over teveel onderwerpen in een te kort tijdsbestek. Toch vielen er nog wel wat aardige uitspraken te noteren. Zo zei VVD-Kamerlid Dijkstal in een onbewaakt moment: "Er mag van mij best één miljoen naar dat Fonds hoor, maar structureel levert dat natuurlijk weinig op." Wat een durf! Bron:
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011011612:mpeg21:a0410
De meeste klagers konden zich hierin vinden, aldus een toelichting van prof. Dresden. Slechts een enkeling van de honderd aanwezigen stemde tegen. De VvL telt in totaal een kleine zeshonderd leden.
Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010645591:mpeg21:a0776
Als andere doelen waarvoor het 'extraatje' ingezet kan worden, worden genoemd: het mogelijk maken van bijzondere uitgaven, het tegemoet komen aan de toenemende buitenlandse vraag naar vertalingen van Nederlandse literatuur en tenslotte voor het uitbreiden van leesbevorderende op het publiek gerichte acties. Daarnaast heeft net Fonds gevraagd om een verhoging van de subsidie voor het jaarlijkse Poetry Internationalfestival.
Leeuwarder Courant, 21-12-1990
Veranderende Europese wetgeving maakt het voor buitenlandse auteurs mogelijk subsidies aan te vragen bij het Fonds voor de Letteren. Bestuurders en auteurs maken zich grote zorgen.
(...) Jan Kal is door de keurmeesters van het fonds niet goed genoeg bevonden voor de zesde en laagste schaal.
Er staat deze week in Vrij Nederland een even schitterend als hilarisch relaas over de volstrekte willekeur bij de verdeling van muzieksubsidies. De criteria die de Raad voor de Kunst aanlegt, blijken te zijn verworden tot voze instrumenten die niets anders doen dan bezuinigingen legitimeren. Logisch natuurlijk, want er bestaan helemaal geen kwaliteitscriteria waarmee je kamermuziek kunt vergelijken met opera of moderne muziek met het romantische repertoire.
AMSTERDAM, 30 JUNI. Het Fonds voor de Letteren staat voor een moeilijke periode en kan zich de komende jaren geen voorzitterswisseling permitteren, vindt Greetje van den Bergh (45). Dat is een van de redenen waarom ze vandaag, na zes jaar in het bestuur te hebben gezeten, het voorzitterschap van het Fonds neerlegt. Omdat de Europese regelgeving het verbiedt om onderscheid te maken naar nationaliteit, is vorige maand besloten om ook werkbeurzen te gaan toekennen aan Vlaamse auteurs. De gevolgen hiervan zijn niet te overzien.
Scriptie De dokumenten zijn literair-historisch interessant vanwege de talrijke onbekende gegevens en de persoonlijke ontboezemingen. Er zit voor een student mogelijk een aardige doctoraalscriptie in. Daarom zou het het jammer zijn als de verzameling uiteenviel. Hopelijk wil een openbare instelling zich over het geheel ontfermen, het Letterkundig Museum bijvoorbeeld. Financiee zou dat moeten kunnen. De Slegte heeft de collectie weliswaarr nog niet van een een prijskaartje voorzien, maar heeft al laten doorschemeren niet het onderste uit de kan te willen. Blijkens zijn aanvraag uit 1973 wilde Harry Mulisch subsidie voor drie projekten: 'Het seksuele bolwerk', de verhalenbundel 'Niemandsland' en een studie over de Eerste Wereldoorlog, getiteld 'De loopgraven'. Daarvan heeft alleen de eerstgenoemde titel het licht gezien. Wat is er met de twee andere boeken gebeurd? Is het bij plannen of aanzetten gebleven, of zijn de verhalen toch, zij het onder een andere titel uitgekomen? "Ik wil een half autobiografisch, half essayistisch boek schrijven over de problematiek rondom de ontbinding van een huwelijk. Uit de reacties op de korte stukies die ik in V.N. over dat onderwerp publiceerde, is mij gebleken dat er grote behoefte bestaat in (d.w.z. aan) een persoonlijke benadering van dit hand over hand toenemende probleem," zo luidde de toelichting van Renate Rubinstein bij een subsidie-aanvraag uit 1974 voor een boekje, waar de lezer haar toekomstige bestseller "Niets te verliezen en toch bang" in herkent. Jeroen Brouwers noteerde onder 'werkplan waarop de aanvraag betrekking heeft',dat uit 1974 stamt, in zijn kloe- [ onleesbaar ] tooien romans", en antwoordde op de vraag naar de 'geschatte duur voor uitvoering van dit werkplan': "Geen idee; in principe een halfjaar." Johan van Doorn, beter bekend als Johnny the Selfkicker, stuurde het Fonds voor de Letteren in 1974 een hartekreet: "Ik schrijf aan een lijvig boekwerk, getiteld 'Selfkicker'. Het gaat in kort bestek over de 14 jaar dat ik zo'n beetje aan de weg timmer in 'Adam, en elders. 14 jaar bewogen avantgardistisch leven kristalliseert zich uit in een klassieke tijdloze reis door De Blues, De Extases, De Krachten van de geest, Kunst en Cultuur, De Natuur, De Schoonheid, etc." „Om weer niet zon beroerd jaar te hebben als 1973, betreffende het werk aan mijn boek, — een jaar van schnabbelen om koste wat het kost in leven te blijven, vraag ik u beleefd, doch dringend om mij nou eens in mijn waarde te laten als een Full-time schrijver! (met een stipendium zal dat zeker lukken). Ter herinnering breng ik u onder de aandacht: dure huur (fl. 400 in de maand), telefoon, levensonderhoud & 1 kind." Geldnood Hij vervolgt: „Ik beschouw het als het boek van mijn leven. Ik geloof erin. Velen geloven erin. Vele prominenten kijken vol verwachting uit - Maar goed. Ik hoop echt dat u mij goed subsidieert!! Ik meen oprecht dat ik het verdiend heb." Het jaar daarop laat hij onder het hoofdje 'werkplan' weten: "het voltooien van Proza-werk dat inmiddels tot een levenswerk is uitgegroeid. " En: "Er moet een einde komen aan de vicieuze cirkel van geld verdienen om het hoofd boven water te houden. Levenskosten stijgen (huur van huis is al b.v. fl. 425 in de maand) Het boek moèt af: en dat kan alleen in een rustige geïsoleerde sfeer, zonder kopzorgen, jammerlijke geldnood, neurotische schnabbels, stress. 1975 is voor mij een erop- of een eronder situatie." Het is onduidelijk of dit omvangrijke levenswerk ooit is afgekomen. Dat De Slegte deze opmerkelijke verzameling dokumenten in handen kreeg was geen toeval. "Kort nadat begin deze maand bekend was geworden dat wij de Reve-collectie van Adriaan van Dis hadden gekocht, werden wij opgebeld door een particulier die deze verzameling te koop aanbood," vertelt Eric J. Schneyderberg van De Slegte. "Ik moet bekennen dat ik, toen ik de papieren voor de eerste keer zag, door gêne werd overvallen. Wat moet ik hiermee doen? dacht ik, maar ik besefte tegelijkertijd: het is toch handel, en er zijn klanten die je er mee kunt plezieren."
Historisch De documenten, die voor een deel met de hand zijn geschreven, deels zijn getikt of gekopieerd, zijn literair-historisch belangrijk vanwege de uitvoerige toelichtingen op de ingediende werkplannen en vaak gedetailleerd beschreven persoonlijke omstandigheden. lemands gezondheid, benarde financiële situatie, gebrek aan tijd en behoefte aan rust, opgroeiende kinderen: verschillende subsidie-aanvragers vonden dit zwaarwegende argumenten die speciale vermelding verdienden. Dat maakt het lezen van de documenten in veel gevallen tot een pijnlijke aangelegenheid. Begrijpelijk dat het Fonds voor de Letteren ze als vertrouwelijk bestempelt. Onder de aanvragers bevinden zich naast gerenommeerde auteurs als Harry Mulisch, Cees Nooteboom en Renate Rubinstein ook minder bekende schrijvers alsmede een groot aantal debutanten. Hoe de stukken in omloop zijn gekomen, is op dit moment nog steeds onduidelijk. De firma De Slegte is niet bereid de naam van de verkoper te onthullen en wil evenmin zeggen hoeveel zij ervoor heeft betaald. In 1981 verscheen er bij uitgeverij Aarts een boekje over literaire subsidies van de hand van P. Vleesch Dubois, getiteld 'Het geheime CRM-dossier', met als ondertitel 'Over het Fonds voor de Letteren.' In deze studie wordt volgens De Slegte dezelfde periode behandeld als waaruit de onlangs opgedoken documenten stammen. Samenwerking Het Fonds voor de Letteren liet vorige week vrijdag weten dat de subsidie-aanvragen niet uit zijn archief afkomstig waren. Ruth Jansen, secretaris van het Amsterdams Fonds voor de Kunst, over de bij haar kennelijk wèl ontbrekende documenten: „Als deze rel er niet was geweest zou ik ze nooit gemist hebben. Ik hoorde er pas vrijdag tegen zes uur voor het eerst over." Zij voegt er aan toe dat zij pas sinds 1984 bij het Fonds voor de Kunst werkt. Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010691854:mpeg21:a0604
AMSTERDAM - Boekhandel De Slegte heeft de documenten waarin auteurs in de jaren 1973-'75 subsidie hebben aangevraagd bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst, teruggeven aan het fonds. De boekhandelaar heeft meegedeeld dat zij de paperassen heeft gekocht van Peter Vleesch Dubois. Het fonds liet dinsdag beslagleggen op de papieren, waarin zich brieven bevinden van gerenommeerde auteurs. Het bestuur meende dat de subsidie-aanvragen na een jaar waren vernietigd. Niemand had ze opgeëist nadat Vleesch Dubois ze in 1982 had gepubliceerd in zijn boek Het Geheim CRM-dossier. Over het Fonds der Letteren.
In 1992 waren er nog maar 29 aanvragen, en keerde het Fonds voor het eerst geld (80.000 gulden) uit aan de Vlamingen. Dit jaar hebben al 90 Vlamingen een beroep gedaan op het Fonds. Door die Vlaamse aanvragen is het budget voor aanvullende honoraria met een ton overschreden. Het Fonds voor de Letteren pleit daarom voor een geïntegreerd beleid met de Vlamingen.
Woordvoerders uit de kunst- en cultuursector reageren woedend en met ongeloof op de dreigende bezuiniging van 43 miljoen gulden op het cultuurbudget. De WVC-fondsen reageerden 'geschokt' op een al opgelegde korting van 12 miljoen gulden over 1995 en 1996. Het Fonds voor de Podiumkunsten, het Fonds voor Beeldende Kunsten, de Mondriaan Stichting, het Fonds voor de Letteren, het Literair Produktie en Vertalingenfonds en het Fonds voor Scheppende Toonkunst noemen de bezuiniging 'een bizarre maatregel'. De directies willen nagaan of er juridische stappen mogelijk zijn. Ze willen zo spoedig mogelijk overleg met de huidige of nieuwe bewindspersoon en de Tweede Kamer. (...) Directeur Frank Ligtvoet van het Literair Produktie- en Vertalingenfonds, gekort met drie ton, vreest dat het werk van het fonds sterk onder druk komt te staan. "Juist nu de Nederlandse literatuur in het buitenland een doorbraak beleeft, de literaire tijdschriften eindelijk weer onderwerp van een levendig debat zijn en er een lang gewenste reeks Nederlandse Klassieken op stapel staat, is zon bezuiniging funest," aldus Ligtvoet. "Deze maatregel is bovendien in strijd met de uitgangspunten die het ministerie bij de oprichting hanteerde." (...) Bron: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010638052:mpeg21:a0068
Bron: http://www.nrc.nl/handelsblad/van/1996/december/12/nieuwe-structuur-fonds-voor-de-letteren-7335266 (€0,25)
Deze droevige figuur betrad de Nederlandse taal in De waarde van woorden. Over schrijverschap, de oratie die Lisa Kuitert, hoogleraar boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, vandaag twee weken geleden uitsprak. Prompt stond de subsidieschrijver in het middelpunt van de literaire belangstelling, als symbool van een in zichzelf gekeerde literaire wereld. Want de enigen die zijn boeken mooi vinden zijn de critici en de subsidiegevers van het Fonds voor de Letteren. Waarbij die laatsten zich weer door dezelfde recensenten laten adviseren, zodat er een incestueuze cirkel ontstaat waarin het wemelt van de `verliteratuurde boeken' waar geen normale lezer iets om geeft. De commotie nam alleen nog maar toe toen Kuitert er in interviews met het vakblad Boekblad, Trouw en NRC Handelsblad nog een schepje bovenop deed. ,,De magazijnen liggen vol met onleesbare en onverkoopbare boeken'', zei ze in Trouw. ,,Er zijn mensen die gaan schrijven om subsidies te krijgen. Niet alleen omdat ze er een inkomen mee weten op de bouwen, maar vooral omdat de subsidie van het Fonds je literaire status geeft.'' (...) De handelseditie van 'De waarde van woorden', de oratie van Lisa Kuitert, verschijnt in juni bij AUP/Vossiuspers en gaat E7,– kosten.
Bron: http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/06/het-nederlands-letterenfonds-een-verkenning.html Doneer! Hoe? Mail: droog@epibreren.com Bronnen Overlijden Herbert Leupen - Bob Polak, 2015. |
|||||