HARRIE TIMMERMAN

versie: 01-06-2017 - naar inhoudsopgave | CCT | www.waarheidsvinding.com

(Nog steeds)tegendraads


LIJK IN DE SLOOT


Hoofdstuk 4


De zaak | Misdrijf? | Wat gebeurde vooraf? |

Vermiste asielzoekers | Vervolgens | Milly Boele |

Jennefer van Oostende | Eindelijk maatregelen
|






Locatie: in de buurt van Ter Apel, 1999 - Google Maps, 2017

LIJK IN DE SLOOT


De zaak van de mysterieuze dode in Ter Apel was mijn eerste kennismaking met een politieonderzoek in een 'hete' zaak. Op 26 oktober 1999 rond het middaguur kwam op de meldkamer van de Regiopolitie een melding binnen dat er een lijk was gevonden. Een medewerker van een sociale werkplaats had bij het schoonmaken van een sloot in de buurt van Ter Apel een stoffelijk overschot aangetroffen. Het bleek te gaan om een zwarte man, die alleen een onderbroek aanhad. Hij moest al lange tijd in de sloot hebben gelegen, het lichaam was in verregaande staat van ontbinding. In de directe omgeving lag geen kleding.

Johan Stienstra en ik gingen direct op weg naar het politiebureau in Ter Apel. Daar werd aan het eind van de middag een klein onderzoeksteam van acht man gevormd, onder wie ook enkele collega's van de vreemdelingenpolitie. Dat laatste omdat in Ter Apel zowel een vertrekcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers als een huis van bewaring voor vreemdelingen is. Er bestond daarom de mogelijkheid dat de man afkomstig was van een van deze locaties.

Het eerste probleem was dat we onmogelijk vingerafdrukken van het slachtoffer konden krijgen, omdat het vel losliet doordat het lichaam zo lang in het water had gelegen. Daarom moest de identificatie wachten tot er sectie op het lichaam was verricht door het Nederlands Forensisch Instituut. Medewerkers van dat instituut zijn namelijk wel in staat vingerafdrukken te bepalen van een 'waterlijk'.

naar boven

Misdrijf?

In het team discussieerden we die middag vooral over het tweede probleem; de vraag of er sprake was van een misdrijf. Kon de man onder water geduwd zijn, of was het zelfmoord of was hij te water geraakt en verdronken? Met een misdrijf moest rekening worden gehouden, het slachtoffer droeg immers geen kleding en die was ook niet gevonden. Daarom werd in het team gesproken over de vraag of de plaats delict die nacht door de politie bewaakt moest worden. Geert Nieuwenhuis, de chef, was er tegen: zijn belangrijkste argument was dat zoiets veel geld kost. Ik stelde voor, niet gehinderd door enige ervaring op dat gebied, om de plek met het oog op sporen zo zuiver mogelijk te houden. In geval van een misdrijf zou iemand, omdat het lichaam was gevonden, alsnog kunnen proberen sporen uit te wissen. Er werd besloten dat die nacht twee politiemensen vanuit hun auto de plaats delict in de gaten zouden houden. Er gebeurde die nacht niets.

De volgende dag werd in een maïsveld, zo'n honderdvijftig meter van de plek waar het lijk gevonden was, zijn kleding aangetroffen. Ook kwam de uitslag van de sectie binnen: de man had geen verwondingen die er op wezen dat er geweld tegen hem was gebruikt.

naar boven

Voor de meeste mensen in het team was de kous daarmee af: geen geweld, geen misdrijf. Ik vond dat met deze uitslag een misdrijf nog niet volledig was uitgesloten. Hoewel de sectie uitwees dat er geen lichamelijk geweld was toegepast, hoefde dit niet te betekenen dat er geen misdrijf was gepleegd. Het kon zijn dat de man kopje onder was geduwd. En waarom had de man alleen een onderbroek aan? Nieuwenhuis bepaalde dat het onderzoek nog slechts netjes afgewerkt moest worden met als belangrijkste taak het vaststellen van de identiteit van de man.
Identiteit bekend

De vingerafdrukken leidden via de computer van de vreemdelingenpolitie naar een uitgeprocedeerde, vierendertigjarige Franssprekende Algerijn, afkomstig uit Amsterdam. Hij kwam ook voor in de administratie van het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Rijsbergen, zij het onder een andere identiteit. Daar had hij zich in 1997 gemeld als Kaapverdiaan, onder de naam José Camacho. Volgens de vreemdelingenpolitie deden Algerijnen zich in de asielprocedure wel vaker voor als Kaapverdianen. Omdat de man geen Portugees sprak, was de politie er steeds van uitgegaan dat het een Algerijn was. De vreemdelingenpolitie meldde verder dat de man in juni in Amsterdam op heterdaad was betrapt bij het wegnemen van een portemonnee op een terras. Hij was als illegaal, in afwachting van uitzetting, opgesloten in het huis van bewaring voor vreemdelingen in Ter Apel.

Veel later hoorde ik van een journalist, die onderzoek naar deze zaak had gedaan, een andere lezing: uit het dossier van de Amsterdamse advocaat van de overleden man bleek dat er geen sprake was van diefstal van een portemonnee. De man was op 12 september 1999 aangehouden door verbalisanten van bureau Warmoesstraat omdat hij op straat hard drugs gebruikte. Van die aanhouding waren er echter twee processen-verbaal. In het ene was de man gesommeerd door te lopen, volgens het andere was de man aangehouden. Hoe het ook zij, de vreemdelingenrechter in Amsterdam bepaalde negen dagen later dat de man onmiddellijk moest worden vrijgelaten uit het huis van bewaring in Ter Apel omdat het proces-verbaal van aanhouding niet klopte.

naar boven

Wat gebeurde vooraf?

Het onderzoeksteam stelde vast dat de man op 21 september was vrijgelaten uit het Huis van Bewaring in Ter Apel. Hij was op de dag van zijn vrijlating met een taxi naar het NS station in Emmen gebracht. In het huis van bewaring had hij een treinkaart enkele reis Emmen–Amsterdam gekregen, met de aanzegging Nederland voor 20 november te verlaten. Er werd bij de politie in Emmen gevraagd of daar ook informatie over de man aanwezig was. Het bleek dat in de loop van oktober een aantal klachten van burgers was binnengekomen. Een zich vreemd gedragende zwarte man op blote voeten dronk water uit buitenkranen bij huizen. Als hem eten werd aangeboden, wilde hij dat niet aannemen.

De politie van Emmen had de man aangehouden en vond daarbij de beschikking waaruit bleek dat hij uit het Huis van Bewaring in Ter Apel was ontslagen. Hij werd in de politieauto gezet en daar naar toe gebracht. Het gezelschap werd doorverwezen naar het nabijgelegen vertrekcentrum, waar de man bij de portiersloge werd afgezet. De politie was direct weggereden, de man overlatend aan de portier. De portier had, na navraag bij de administratie van het vertrekcentrum, de man de deur gewezen, omdat hij noch in het Huis van Bewaring noch in het vertrekcentrum iets te zoeken had. De man was teruggelopen in de richting vanwaar hij was gekomen: de N366, de provinciale weg Veendam-Ter Apel. Zowel de politie van Emmen als de portier van het vertrekcentrum beschreven de man als een vreemde vogel waar geen contact mee te krijgen was.

naar boven

De burgemeester van de gemeente Vlagtwedde, waar Ter Apel onder valt, kwam de eerste dagen regelmatig langs bij het team. Toen er geen sprake van een misdrijf leek te zijn, was hij zichtbaar opgelucht. Daarna kwam hij niet meer. Het wekte de indruk dat zijn zorg zich beperkte tot het feit dat de centra voor asielzoekers in Ter Apel negatief in het nieuws zouden komen. Dat zou onrust onder de bevolking teweeg kunnen brengen.
Verbazing

Ik verbaasde me over de manier waarop de verschillende instanties waren opgetreden. De man was duidelijk in de war, maar noch de politie van Emmen, noch het huis van bewaring of het vertrekcentrum hadden er, om maar iets te noemen, een arts bijgehaald of de man onderdak aangeboden. Ik bleef met het gevoel zitten dat de man via de Emmer politie of de portier van het vertrekcentrum wellicht hulp had kunnen krijgen. Ik sprak mijn verbazing hierover uit tegenover Stienstra. Die was het op zich wel met me eens. Hij deed het echter af met de opmerking dat het bij de politie altijd zo gaat. De teamleden vonden het ook een triest verhaal, maar al snel werd er niet meer over gesproken. Ik was een beginner bij het team, en vond het verstandiger om op dat moment mijn visie niet ter sprake te brengen.

Mijn mening was dat we, samen met de Emmer politie, tijdens een evaluatie hadden moeten bespreken wat de politie anders had kunnen doen. Hadden we bijvoorbeeld zelf contact met de politie in Toulouse kunnen opnemen om een zus van de man op te sporen? Dan hadden we misschien meer geweten. De constatering van het team bleef: de protocollen zijn gevolgd. En de conclusie was: dus hebben we goed werk geleverd. Iedereen redeneerde alleen vanuit zijn eigen verantwoordelijkheden: heb ik gedaan wat ik had moeten doen?

naar boven

Het team werd dezelfde week nog ontbonden en Johan en ik zaten daarna weer in Groningen. Ik vroeg me nog menigmaal af waarom er geen moeite was gedaan om de familie van de man op te sporen. Bij zijn aanhouding in Amsterdam had hij gezegd in Frankrijk te zijn opgegroeid en dat hij familieleden in Toulouse en Parijs had. Maar er werd vanuit Groningen geen onderzoek gedaan. De Groninger politie had het voorval alleen gemeld aan de Franse ambassade in Den Haag. Zelfs de advocaat werd niet ingelicht over de dood van zijn cliënt.

Omdat de politie niet zeker was van de identiteit van de man werd hij in Ter Apel met vermelding van zijn Bedrijfs Proces Systeem-nummer begraven. Op zijn graf werd, hoe toepasselijk, een zwerfkei geplaatst. Ik keek later regelmatig in het systeem of er meer bekend was over de identiteit van de man, of het nu een Algerijn was of toch een Kaapverdiaan en welke naam hij in werkelijkheid had. Maar het systeem zweeg in alle talen.

Later kregen we een mogelijk antwoord op de vraag hoe en waarom de man in de sloot was overleden. Een psychiater vertelde dat iemand in een psychose het plotseling erg warm kan krijgen. De man had daarom wellicht zijn kleren uitgetrokken, verkoeling in de sloot gezocht, was onderkoeld geraakt en daardoor verdronken.

naar boven

Vermiste asielzoekers

Na de zaak in Ter Apel ben ik nog een paar keer met asielgerelateerde zaken in aanraking gekomen. Terwijl ik voor het Regionaal Informatie Knooppunt Criminaliteit een onderzoek deed naar geweld in relatie met georganiseerde criminele bendes, en daarbij ook alle vermissingen onderzocht, stuitte ik op een melding van een organisatie die alleenstaande minderjarige asielzoekers begeleidt. Een van hun pupillen was verdwenen. De melding werd gedaan in 1998 en het betrof een Nigeriaans meisje van christelijke huize. Bepaald niet iemand die onder invloed van voodoo stond of in Nederland een carrière als publieke vrouw ambieerde. Ik vroeg me af waarom de politie niet op de kamer van dit meisje was gaan kijken. Dat doet de politie niet, omdat - zo is de redenering - als er een melding van vermissing komt, behandelen we die als een vermissing. De politie vraagt zich dan niet af of het inderdaad om een vermissing gaat. Wanneer iemand langer dan vierentwintig uur wegblijft, gaat er via de fax een opsporingsbericht uit. Indien een ander korps de persoon aantreft, wordt dat aan Groningen gemeld. Na een jaar wordt deze fax ingetrokken. De politie neemt dan aan dat iemand in het buitenland is en doet verder niets.

Het vreemde in dit geval was echter dat er, kort na de verdwijning, bij de organisatie een brief binnenkwam waarin het meisje schreef dat zij was vertrokken naar familie in de Verenigde Staten. Dit briefje verhoogde de ongerustheid bij haar begeleiders. Want niet alleen was het adres fout geschreven, maar ook de naam van het meisje zelf. En last but not least was er het gegeven dat haar paspoort nog op haar kamer lag. Hoe had ze dan naar de VS kunnen reizen?

naar boven

Niemand had aangifte van een misdrijf gedaan en hoewel in deze zaak alle reden was om daaraan te denken, was de politie niet in actie gekomen. Want, zo is de redenering, er was alleen een melding gedaan van vermissing, en dan treedt het protocol 'Hoe te handelen bij vermissing' in werking. Ik vond dat in dit geval onverteerbaar en kaartte de zaak aan bij Nieuwenhuis. Hij vond ook dat er meer had moeten gebeuren, maar tot enige activiteit leidde dit niet. Want een vermissing valt onder de verantwoording van het district waar de vermiste woont en niet onder die van de Divisie.

Indien personen langere tijd worden vermist, gaat het meestal om asielzoekers die binnenkort achttien jaar worden en op het punt staan teruggestuurd te worden. Zij verdwijnen dan om zich bij een aanmeldcentrum met een andere identiteit te melden. Over een dergelijke vermissing maakt men zich terecht niet veel zorgen. Die opvatting is echter niet terecht in bovengenoemd geval, en ook niet in de zaak van de verdwijning van een zestienjarige Chinese asielzoeker uit het asielzoekerscentrum te Veendam. Deze jongeman had via een organisatie in China betaald voor een tocht naar Canada. Hij wilde naar dat land omdat daar familie van hem woonde. Tot zijn verbazing was hij in Nederland terechtgekomen. De jongen had aan zijn begeleider gemeld dat hij erg bang was omdat hij iemand uit de organisatie tegen het lijf was gelopen. Die man had hem gezegd dat hij nog geld van hem tegoed had en hem duidelijk gemaakt dat een en ander snel geregeld diende te worden. Een paar dagen later was de jongen spoorloos verdwenen. Ook in dit geval is er geen onderzoek gedaan.

Het omgekeerde komt ook voor. Een zaak ziet er verdacht uit, terwijl er toch niets aan de hand is. Bij een melding van vermissing van een zestienjarig verstandelijk gehandicapt meisje uit Sri Lanka had ik ook het gevoel dat er een onderzoek had moeten komen. Want volgens haar broer zou zijn zus alleen naar Engeland zijn gereisd om bij familie te gaan wonen. Het leek mij vreemd dat een jong verstandelijk gehandicapt meisje alleen zo ver op reis zou gaan. Uiteindelijk bleek het verhaal wel te kloppen. Vanuit het asielzoekerscentrum had men aan een hulpverleningsorganisatie in Engeland gevraagd het verhaal te checken. Het meisje bleek inderdaad op het adres van de genoemde familie te verblijven.

naar boven

Nog een vermiste

In mijn onderzoek naar vermissingen stuitte ik op nog een zaak uit Veendam. Een volwassen man was in 1997 vertrokken zonder iemand in te lichten en zijn omgeving maakte zich zorgen. De politie ondervroeg een aantal getuigen en één daarvan zei dat hij waarschijnlijk bij zijn vriendin in Polen zat. Dat was reden voor de politie om verder geen onderzoek te doen. Er werd zelfs niet gecheckt of de man daar inderdaad verbleef. Andere mensen zeiden dat ze in dat geval vast wel iets van hem gehoord zouden hebben. Dat maakte niet uit, er gebeurde niets.

Tenslotte

Demente bejaarden, van huis weggelopen kinderen, ruziënde partners en overspannen mensen keren na een vermissing na verloop van korte tijd weer terug, zoals mijn onderzoek aantoonde. Anderen blijven voor altijd onvindbaar. Nog jaren heb ik tevergeefs in het Bedrijfs Proces Systeem gekeken of er iets bekend was geworden over het Nigeriaanse meisje, de Chinese jongen of de man uit Veendam.

Uit mijn onderzoek kwam naar voren dat er jaarlijks alleen al in de provincie Groningen zo'n vijfhonderd mensen als vermist worden gemeld. Van gemiddeld vijftien mensen wordt nooit meer iets gehoord, de meerderheid daarvan is asielzoeker. Alle vermissingen worden op dezelfde manier behandeld: er gebeurt namelijk niets zolang ze als vermissing in de boeken staan. Er zijn daarentegen per jaar wel twee à drie vermissingen waarbij wel degelijk voldoende redenen zijn om meer onderzoek te doen.

naar boven

Vervolgens

Ook na het gedwongen vertrek bij de politie hebben Dick Gosewehr en ik bemoeienissen gehad met vermissingszaken. Bij vermissingen komt het voor dat je te maken hebt met een categorie die speciale aandacht vraagt. Het betreft de vermissing van kinderen.

Vermissing van een kind

Indien een kind wordt vermist, zou de politie extra alert moeten zijn. Voor het merendeel geldt weliswaar dat het gaat om een weggelopen kind of een kleuter dat aan de aandacht van de ouder(s) is ontsnapt. Maar er bestaat ook de kans dat een kind is ontvoerd en dat dit is gebeurd vanuit een seksueel motief. Indien de politie deze zaken behandelt als een vermissingszaak, dan is de kans groot dat het kind het niet zal overleven. De statistiek leert namelijk dat hooguit in één procent van die gevallen het kind de volgende dag nog leeft. Bij twee van dit soort vermissingen is Dick door De Telegraaf ingeschakeld om zijn visie op de zaak te geven. Het betreft de zaken van Milly Boele en Jennefer van Oostende.

naar boven

De zaak Milly Boele

Milly Boele, een meisje van twaalf jaar uit Dordrecht, werd op 10 maart 2010 door haar ouders om circa 20.00 uur bij de politie als vermist gemeld. Er was alle reden om groot alarm te slaan, want:

Haar moeder had om ongeveer half zes met haar gebeld en toen haar zus om zes uur thuiskwam was Milly er niet, terwijl ze wel thuis had moeten zijn.

Milly beëindigde het gesprek met haar moeder omdat er een buurman met een katje voor de deur stond.

Milly's jassen hingen nog aan de kapstok terwijl het buiten koud was (+1º).
Milly's mobiele telefoon had ze niet meegenomen, terwijl ze die altijd bij zich had.

Een veiligheidsgrendel aan de voordeur was afgebroken en lag op de vloer.
Haar fiets was er nog, ze moest daarom in de buurt zijn en twee uur later was ze nog niet thuis.

Milly's ouders hadden alle bekenden van Milly gecontacteerd en niemand had contact met Milly gehad.

naar boven

Desondanks ging de politie het protocol volgen dat bij vermissingen gevolgd dient te worden. Dus gingen ze opnieuw alle mogelijke contacten van Milly benaderen. Ook vroeg men in de buurt aan alle bewoners of zij Milly hadden gezien. Alles zonder resultaat.

Een week later meldde zich een buurman bij de politie en bekende Milly te hebben ontvoerd en van het leven te hebben beroofd. In zijn tuin werd het lichaam van Milly gevonden. Hij was de buurman die met een katje bij de deur had gestaan. Dat deze man bij de politie werkte zal ertoe hebben bijgedragen dat hij direct werd geloofd toen de politie de bewuste avond langs kwam om te vragen of hij Milly had gezien en hij dit ontkende. De man meldde zich op dezelfde dag dat Dick in een interview met De Telegraaf had gezegd dat de dader in de directe omgeving van Milly's huis moest wonen.

De politie wilde niet toegeven fouten te hebben gemaakt en verschuilde zich achter de protocollen. Echter, drie maanden voor dit misdrijf stond een artikel in Blauw (een vakblad dat elke politieman maandelijks krijgt toegestuurd) dat er vermissingen zijn waarin er direct groot alarm behoort te worden geslagen en dat er direct actie ondernomen dient te worden aangezien vrijwel niemand van de slachtoffers de volgende dag nog leeft. Het artikel maakte ook duidelijk dat de zaak Milly daaronder thuis hoorde.

naar boven

De zaak Jennefer van Oostende

Op 6 oktober 2011 gaat in Rotterdam de tienjarige Jennefer van Oostende bij haar ex-zwager op bezoek. Zij zou die avond bij haar vader eten. Hij krijgt aan het begin van de avond een sms-bericht van Jennefer waarin alleen staat dat zij niet komt. Wat de vader opvalt is dat er in het bericht geen enkele taalfout zit, hetgeen bij Jennefer nooit voorkomt. Als Jennefer rond 21.00 uur nog niet thuis is worden de gescheiden levende ouders ongerust. Ze bellen iedereen die mogelijk kan weten waar hun dochter kan zijn. Nadat dit niets oplevert wordt de politie ingeschakeld. Aangezien Rotterdam en Dordrecht niet al te ver van elkaar liggen, zou men mogen verwachten dat de politie in Rotterdam van de fouten in Dordrecht heeft geleerd. Nee, erger nog. Men onderneemt niets, als Jennefer de volgende dag nog niet thuis is moet men zich nog maar eens melden. De volgende dag onderneemt de politie wel actie, gaat ook bij de ex-zwager op bezoek. Hoewel men in dit soort zaken een onderzoek behoort te doen op de plek waar de vermiste het laatst is gezien, gebeurt dit niet in de woning van deze man. Wanneer men dit een paar dagen later wel doet, vindt men onder de zitbank het levenloze lichaam van Jennefer.

naar boven

Eindelijk maatregelen

Het is inmiddels bijna vier jaar later. Onlangs heeft men een nieuw protocol gepresenteerd als les uit de fouten die zijn gemaakt in de zaak Jennefer. Om te voorkomen dat de politie zou moeten toegeven fouten te hebben gemaakt, werd als belangrijkste verbetering genoemd dat men nu, in tegenstelling tot toen, wel de gegevens over telefoongesprekken van Jennefer bij de provider kan opvragen. Feitelijk kon dit toen ook wel. Artikel 2 van de politiewet staat dit toe indien er een levensbedreigende situatie is. En daar was in dit geval sprake van.

Het echte probleem werd verdoezeld aangegeven. Dit probleem is dat de politie op lokaal niveau niet de expertise heeft om dit soort zaken goed te kunnen inschatten. Daarvoor heeft men nu bedacht dat in elke regio een expert op dit gebied geraadpleegd dient te worden. Vanzelfsprekend een goede zaak. Maar ook in 2010 en 2011 had men op landelijk niveau expertise kunnen inschakelen. Waarom dit toen niet is gebeurd, blijft een raadsel.

Het is daarom voor mij eerder een kwestie van hoop dan van vertrouwen dat het in een volgende zaak wel goed gaat.

© Harrie Timmerman, 2017

naar boven



1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |

10 | 11 | 12 |
13 | 14 | 15 | 16 |

index | begrippenlijst | register |




www.waarheidsvinding.com