HARRIE TIMMERMAN
   

versie: 04-05-2017 - naar inhoudsopgave | CCT | www.waarheidsvinding.com

(Nog steeds)tegendraads


ONOPGELOSTE ZAKEN


Hoofdstuk 3


Introductie | Voorgeschiedenis | Cold Case Team




https://www.ncjrs.gov/html/bja/coldcasesquads/bja2.html

ONOPGELOSTE ZAKEN


Toen ik in 1999 bij de Groninger politie begon, rommelde en rammelde het daar door de Oosterparkrellen. In december 1997 heerste in de Groninger Oosterparkwijk totale anarchie. Jongeren richtten ernstige vernielingen aan. Bomen werden omgezaagd en in brand gestoken, relschoppers drongen woningen binnen en vernielden alle huisraad buiten op straat en veel ruiten van auto's en openbare gebouwen sneuvelden. De totale schade liep op tot meer dan honderdduizend gulden. De Oosterparkrellen kregen veel aandacht in de media. Het incident leidde uiteindelijk, indirect, zelfs tot een nationale crisis tussen het college van procureurs-generaal en de minister van Justitie. Als gevolg hiervan moesten de korpschef, de hoofd-officier van justitie en de burgemeester van Groningen het veld ruimen.

Voorgeschiedenis Cold Case Team

De zaak van de vermoorde psycho-loge was niet de enige onopgeloste moordzaak in Groningen: eind 1997 zat de Groninger politie met twaalf onopgeloste moorden, waarvan drie uit 1995 en drie uit 1997. Johan Stienstra vond dat er meer moest gebeuren om oude zaken alsnog op te lossen. Hij was er voorstander van om binnen het Groninger korps, naar Amerikaans voorbeeld, een speciaal team te formeren voor oude moordzaken, een zogenaamd Cold Case Squad.


Links: Johan Stienstra, 2004.
© foto: DvhN / Corné Sparidaens

Nieuwenhuis vond dat je niet van koude zaken moest spreken, dat wekte de suggestie dat er niets aan werd gedaan. Johan zette vervolgens een voorstel op papier om tot een nieuwe aanpak in oude zaken te komen en leverde dit in bij de chef van de Divisie. Een van zijn motieven was dat de forensische mogelijkheden, en met name de DNA-technieken, waren verbeterd, waardoor oude zaken alsnog opgelost konden worden. Ook noemde hij het argument dat belangrijke getuigen na verloop van jaren mogelijk wel durfden te praten, en dat dit nieuwe kansen kon creëren.

naar boven

Het idee om te komen tot een Cold Case Squad werd op zich positief ontvangen, maar leidde niet tot concrete initiatieven. Geldgebrek was het voornaamste argument, zoals zo vaak de dooddoener van beleidsbepalers. Waarom het nooit hoog scoorde op de prioriteitenlijst wisten we niet. Er kwam dus geen speciaal team, maar de politieleiding ging wel akkoord met het idee om een aantal oude zaken door Johan en mij opnieuw te laten onderzoeken. Dat gebeurde onder de vlag van een nieuw opgezet project: eerst werden we het Project Onopgeloste Ernstige Delicten genoemd. Deze naam werd nooit populair, we noemden ons het Cold Case Team. Men vroeg Johan en mij om een eerste inventarisatie van de oude zaken te maken. Al het voorwerk voor dit team was dan al gedaan. We doken in oude dossiers en spraken met rechercheurs die in een eerder stadium aan verschillende zaken hadden gewerkt. De gedachte erachter was om nieuwe scenario's te ontwikkelen. In sommige zaken was het duidelijk dat het om een afrekening, een zedendelict of een relatiedelict ging. Soms waren er meerdere opties. Dan kon het werken met verschillende scenario's veelbelovend zijn.

In de zomer van 1999 hadden we de meeste van de onopgeloste moordzaken gelezen en we concludeerden dat er in vrijwel alle gevallen genoeg reden was om actief nieuw onderzoek te doen. Kort daarna gaven we, samen met recherchechef Geert Nieuwenhuis, een presentatie aan korpschef Bernard Welten en hoofdofficier van justitie Han Moraal. We maakten hen duidelijk dat er in de meeste zaken muziek zat. Welten en Moraal reageerden enthousiast. Ze zeiden dat we aan de bel moesten trekken als zij iets voor ons konden doen. Mijn inbreng werd beschouwd als een aanwinst. Ik werd echter niet voor dit werk aangetrokken. De korpsleiding wilde mij als beleidsmedewerker bij het nog op te richten Regionaal Informatie Knooppunt Criminaliteit te werk stellen. Ik ging ervan uit dat mijn takenpakket in regulier overleg duidelijk zou worden. Maar dat overleg met de politieleiding is er na mijn formele aanstelling nooit geweest. Met het toenmalige hoofd van de Divisie, Erik van Zuidam, heb ik zelfs nooit een gesprek gehad over wat er van mij verwacht werd en hoe ik over de invulling van mijn taak dacht.

naar boven

Ander werk

Mijn eerste detacheringscontract liep van 1 september 1999 tot 1 september 2001. Het Regionaal Informatie Knooppunt Criminaliteit bestond in het begin uit een chef, een medewerker en mijn persoon. Daarnaast waren er twee vacatures die nog niet ingevuld waren, vacatures voor jonge wetenschappers; een strafrechtdeskundige/criminoloog en een bestuursrechtdeskundige. De afspraak was dat ik de aan te stellen jonge wetenschappers zou begeleiden. Doordat de vacatures niet ingevuld werden zolang het Knooppunt nog in oprichting was, kwam van begeleiden voorlopig niets. In de loop der tijd schreef ik een aantal beleidsrapporten; over voetbalvandalisme, over de ontwikkeling in de moordzaken in Groningen, en over het verband tussen georganiseerde criminaliteit en geweld. Op die rapporten heb ik noch van de korpsleiding, noch van de leiding van de Divisie enige reactie gehad. De chef van het Knooppunt was er wel enthousiast over.

Doordat het Regionaal Informatie Knooppunt Criminaliteit niet van de grond kwam, ontstond er een vreemde situatie. De korpsleiding wilde dat ik nota's schreef, maar de organisatiestructuur waarbinnen dat moest gebeuren was er niet.

naar boven

Hulp van buiten

In 2001 gaf de politieleiding groen licht voor een speciaal team dat oude zaken opnieuw diende te onderzoeken. Dit werd mogelijk mede ingegeven door de kritiek waarmee de Groninger politieleiding vanaf medio 1999 in toenemende mate werd geconfronteerd. Dat kwam niet in de laatste plaats door het optreden van Jaap de Ruyter de Wildt, wiens dochter op 1 mei 1997 in Groningen was vermoord, ruim een maand na Els Slurink. Die zaak was na twee jaar nog niet opgelost en De Ruyter de Wildt – van beroep advocaat - roerde zich meer en meer in de media. Daarbij uitte hij forse kritiek op de kwaliteit van het politieonderzoek in de zaak van zijn vermoorde dochter. Hij richtte de Stichting Groningen Veilig op, waarin nabestaanden van slachtoffers van onopgeloste moordzaken zich verenigden. Ik denk dat ons werk voor de korpsleiding daardoor belangrijker werd gevonden. Het oprichten van een speciaal team voor onopgeloste zaken was in feite ook een middel om de kritiek van de buitenwereld te pareren. Het spook van de Oosterparkrellen speelde daarbij ook een rol. De politieleiding was, doordat er destijds koppen hadden gerold, bang geworden voor kritiek van buiten. Toegeven aan de wens om meer te doen aan onopgeloste zaken, zou de kritiek kunnen doen verstommen.

naar boven


Cold Case Team

Tot het jaar 2000 waren Johan Stienstra en ik de enigen die zich met alle oude zaken bezighielden. Na het besluit om te komen tot een Cold Case Team kwamen Remmelt Thijmes en Harry van der Veen tijdelijk, in afwachting van hun pensioen, de gelederen versterken; zij hielden zich bezig met respectievelijk de verdwijning van Jolanda Meijer en de moord op tippelaarster Antoinette Bont. Op een voorstel van Stienstra en mij kreeg één technisch rechercheur de taak alle oude zaken te begeleiden, dit werd Peter Drenth. Hij werd eind 2003 vervangen door Bert Fonk.

In het voorjaar van 2002 was Cor Buffinga chef van het team geworden en in de zomer van dat jaar kwam Dick Gosewehr bij het team. Thijmes en Van der Veen gingen in 2003 met pensioen en in de zomer van 2004 deed Stienstra dit ook en werd vervangen door Anjo van der Helm.

Mijn relatie met het team was er één van het type knipperlicht. Vanaf het begin van mijn contract in 1999 was ik aanvankelijk fulltime betrokken bij de oude zaken. In 2000 werd ik overgeplaatst naar het Regionaal Informatie Knooppunt Criminaliteit, zoals in het detacheringscontract was vastgelegd. Maar aangezien daar niet voldoende werk was om mij de hele dag mee bezig te houden, werd ik regelmatig uitgeleend voor het opsporingswerk.

Totdat het officiële team startte, hadden Johan Stienstra en ik intensief en naar aller tevredenheid gewerkt aan een aantal oude moordzaken. Stienstra wilde die samenwerking graag voortzetten en bepleitte bij Geert Nieuwenhuis, dat ik ook betrokken zou worden bij de eerstvolgende nieuwe moordzaak die zich zou aandienen. Hij vond het belangrijk dat ik vanaf het begin meekeek, in plaats van achteraf. Nieuwenhuis stemde daarmee in.

Feitelijk werkte ik dus vooral op uitvoerend niveau. Daar boden Stienstra en Nieuwenhuis mij de kans om me met het inhoudelijke politiewerk bezig te houden. Op een nieuwe zaak hoefde ik niet lang te wachten.



© Harrie Timmerman, 2017

naar boven



1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |

10 | 11 | 12 |
13 | 14 | 15 | 16 |

index | begrippenlijst | register |


www.waarheidsvinding.com