HARRIE TIMMERMAN

versie: 05-05-2017 - naar inhoudsopgave | CCT | www.waarheidsvinding.com

(Nog steeds)tegendraads


DE ZAAK

ANNE DE RUYTER DE WILDT


Hoofdstuk 5


Introductie | De zaak | 1997 | Laatste strohalm |

DNA
| Bekentenis | Vervolg




Noorderstation Groningen, 2017 - Google Maps

DE ZAAK

ANNE DE RUYTER DE WILDT


Anne de Ruyter
de Wildt


Op 1 mei 1997 werd onderaan het talud van de spoorbaan nabij het Groninger Noorderstation het ontzielde lichaam van de achttienjarige studente Anne de Ruyter de Wildt gevonden. Drie jaar later - ik ben dan inmiddels een half jaar officieel bij de politie gedetacheerd - is er nog altijd geen spoor van een dader. Een kort na de moord aangehouden verdachte loopt allang weer vrij rond.


Merkwaardig genoeg werd de volgende dag nog een vermoorde vrouw gevonden, de negentienjarige prostituee Shirley Hereijgers. Ze lag op een kilometer afstand van de plek waar Anne werd gevonden in de bossages bij een school en dicht bij dezelfde spoorbaan. Zij bleek een paar dagen daarvoor te zijn vermoord. Ook haar moordenaar is niet gevonden.

Op 1 mei 2000, exact drie jaar na de moord vond het Nederlands Forensisch Instituut min of meer bij toeval een hit. Het DNA, dat op Anne was aangetroffen, kwam overeen met dat van Henk S. In de zomer van 2000 raakte ik nauw betrokken bij zijn verhoor.

naar boven

De zaak

Anne de Ruyter stond op 30 april 1997 vroeg op. Het was Koninginnedag en ze had met een vriendin en twee vrienden afgesproken die dag naar Amsterdam te gaan. Anne studeerde sociologie en stond bekend als een slimme meid die al vroeg haar eigen boontjes dopte. Ze had op het Praediniusgymnasium gezeten en was tijdens het laatste jaar op deze school zelfstandig gaan wonen. Iedereen die haar kende, roemde haar sociale inslag. Je deed nooit vergeefs een beroep op haar en ze werkte als vrijwilligster in een wereldwinkel.

In Amsterdam wilden Anne en haar vrienden op de vrijmarkt T-shirts verkopen voor een goed doel. Anne ging met één van de vrienden liften, maar dat verliep erg moeizaam en daardoor kwamen ze pas in de loop van de middag in Amsterdam aan. Het gevolg was dat ze de twee anderen niet meer hadden getroffen en de jongen met wie ze liftte, bleek op een gegeven moment te zijn verdwenen. Hoewel Anne van plan was die nacht in Amsterdam te blijven slapen bij een kennis, besloot ze om met de trein terug te gaan naar Groningen.

naar boven

In de trein kwam ze een paar studiegenoten tegen. Ze vertelde hen wat ze die dag had meegemaakt, maar al gauw ging het gesprek over de studie en andere onderwerpen. De trein kwam op 1 mei om half één aan op het Hoofdstation te Groningen. Twee van de meereizende studiegenoten zagen haar over de brug van het Groninger Museum lopen en rechtsaf slaan in de richting Hereplein en Herestraat. Op de dader na zijn zij de laatsten die haar in levende lijve hebben gezien.

Op donderdag 1 mei reden er vanaf half zeven vier treinen per uur langs de plek waar het lichaam van Anne lag. De spoordijk is zo'n twee meter hoog en onder aan het talud lag het stoffelijk overschot. Het is een druk traject, zeker in de spitsuren. Toch duurde het tot half twaalf voordat iemand bij het loket aan het Noorderstation kwam met de mededeling dat er een dode langs het spoor lag. De spoorwegbeambte trof op de aangewezen plek het lichaam van een vrouw aan. Vanzelfsprekend werd direct de politie gebeld, die het gebied afzette, waarna het technisch onderzoek kon beginnen.

Afgaande op de positie waarin het slachtoffer werd aangetroffen, nam men aan dat zij naar beneden was gerold. Haar kleren waren haar kennelijk nagegooid. Er werden geen tas of andere bagage aangetroffen en ook geen identiteitspapieren. In ambtelijke termen ging het om een stoffelijk overschot van een onbekend vrouwspersoon.

naar boven

Het onderzoek in 1997

De politie nam aan dat zij door een misdrijf om het leven was gebracht, gezien de verwondingen aan haar hals. Dat dat zij naakt werd aangetroffen deed vermoeden dat zij ook slachtoffer was van een zedendelict. Enkele dagen later wees de sectie uit dat zij 'door manuele strangulatie' om het leven was gebracht. In gewoon Nederlands: gewurgd met de handen. Het sporenonderzoek leverde geen bloed, sperma of ander materiaal op dat wees op een zedendelict. Ook de verwondingen wezen niet in die richting. Wel werd er tussen haar benen een kleine hoeveelheid ontlasting aangetroffen, wat vaker voorkomt na een verwurging.

Nadat de media over het misdrijf hadden bericht, kwamen er tips binnen over wie het slachtoffer zou kunnen zijn. Het ging vrijwel alleen over wegloopsters, psychiatrische gevallen en tippelaarsters. Totdat op vrijdag 2 mei, aan het eind van de middag, Jaap de Ruyter de Wildt, een advocaat te Groningen, zich bij de politie meldde. Hij vertelde dat de vriend van zijn dochter Anne hem en zijn vrouw had gebeld. Anne had al lang uit Amsterdam terug moeten zijn. De vader herkende een ring van het slachtoffer, waarna een identificatie bevestigde dat het om zijn dochter ging.

Een politieonderzoek in een moordzaak verloopt volgens een bepaald patroon. Eerst wordt er zo breed mogelijk informatie verzameld. Wie is het slachtoffer, wat doet ze, wie zijn haar vrienden en vriendinnen, welke andere contacten heeft ze en zijn er mensen waar ze problemen mee heeft. Daarnaast houdt men een buurtonderzoek om te kijken of er mensen in de omgeving van de plaats delict iets hebben waargenomen wat voor het onderzoek van belang kan zijn. Zo verliep ook het onderzoek in 1997. Het team wist uiteindelijk vrijwel alles van en over Anne, wat ze deed, wie haar contacten waren en wat ze de dag voor de moord had gedaan. Alle onderzoek ten spijt wierp dat geen licht op een mogelijke dader.

naar boven

Vreemd vond men dat zij het laatst was gezien bij het Hoofdstation en was gevonden bij het Noorderstation. Over die afstand loop je op zijn minst drie kwartier en het was – hoewel het na middernacht was - vanwege Koninginnedag nog druk in de stad. De kans dat ze een bekende had ontmoet was groot. Er meldden zich een paar getuigen die die avond iemand hadden gezien die op het slachtoffer leek, maar dat waren geen bekenden van haar. Deze getuigen zijn niet betrouwbaar, niet omdat zij liegen, maar omdat het, zo leren de ervaring en de psychologie, haast onmogelijk is om achteraf iemand met zekerheid te herkennen.

Er was echter één getuige die wel veelbelovend was. Na een televisie-uitzending van TV-Noord meldde zich mevrouw Uil. Zij was die nacht, rond half twee, met haar fiets aan de hand langs het Noorderstation gekomen. Op dat moment kwam er een man de trap naar het perron af. Haar strak aankijkend, riep hij: 'Kijk voor je, vuile vieze kuthoer!'

Mevrouw Uil (gefingeerde naam) was geen prostituée en kon daar in kleding en uiterlijk onmogelijk voor doorgaan. Ze voelde zich zo bedreigd dat ze niet langer durfde te kijken, waarna ze op haar fiets was gestapt en was weggereden. Deze getuige bleek in staat een goede beschrijving van de man te geven en op basis daarvan werd een compositietekening gemaakt, waarover mevrouw Uil heel tevreden was. De tekening werd via de pers openbaar gemaakt.

In de detectives volgt op de publicatie van zo'n tekening meestal een groot aantal meldingen die allen op één en dezelfde persoon wijzen. Hoe anders is de werkelijkheid. Er waren weliswaar tientallen tips binnengekomen, maar die wezen naar bijna evenveel verschillende personen. Het merendeel viel onder de categorie 'onwaarschijnlijk'. Dit waren tips van het type: 'Mijn ex-partner heeft mij vreselijk behandeld, dus ik acht hem in staat ook zoiets te doen'. Of een uit Gelderland, waarbij een door haar man mishandelde vrouw meldde dat haar ex 'wel eens in Groningen kwam'.

In Groningen komen in moord- en zedenzaken ook altijd tips binnen waarin wordt gewezen op mensen die in de Van Mesdagkliniek zijn behandeld en daarna in of rond Groningen zijn blijven hangen. In principe wordt elke tip nagetrokken, meestal wordt aan dergelijke tips niet veel tijd besteed omdat ze – zo heeft de ervaring geleerd – vrijwel nooit iets opleveren.

Gelukkig werd er op een klein aantal personen vaker getipt. Deze tips krijgen altijd de hoogste prioriteit. Wanneer meer mensen iemand van een foto menen te herkennen, is de kans groot dat de gezochte persoon er ook op lijkt. Eén van de mensen op wie door meerdere mensen werd getipt, was Johnny M. uit Leek, een plaats zo'n vijftien kilometer ten zuidwesten van Groningen. Hij was een goede bekende van de politie, niet iemand met een brandschoon verleden. Eén van de tips kwam van de moeder van een goede vriend van Johnny M. Deze vrouw vertelde dat hij in de nacht van Koninginnedag bij haar op bezoek was geweest. Hoe laat dat precies was, wist ze niet meer want ze had een paar glaasjes gedronken. Ze wist nog wel naar welk tv-programma ze aan het kijken was en dat dit programma die avond veel later werd uitgezonden dan in de gids stond. Hij was erg zenuwachtig geweest en had opmerkingen gemaakt waaruit zij had afgeleid dat er 'weer zo'n vrouw' dood langs de spoorbaan lag.

Hij was ook bij een zus van deze vrouw op bezoek geweest. Zij vertelde dat hij 's ochtends na Koninginnedag heel vroeg bij haar op bezoek kwam en dat hij er erg smerig uitzag. Daarom had zij hem aangeboden om bij haar te douchen.

In eerste instantie werd er weinig met deze tips gedaan, omdat het eerste verhaal zich rond één uur 's nachts moest hebben afgespeeld. Dat was te vroeg, het misdrijf kon op dat tijdstip nog niet gepleegd zijn. Bovendien leek zijn verhaal over de vrouw langs de spoorbaan niet op Anne te slaan. Het leek eerder te gaan over de prostituee Shirley Hereijgers. Johnny sprak namelijk over een paar dagen geleden en Anne was die avond vermoord en de typering van het slachtoffer; 'zo'n vrouw', deed vermoeden dat het om een tippelaarster ging. Ten slotte speelde mee dat de familie, waaruit deze getuigen afkomstig waren, bij de politie als niet betrouwbaar bekend stond.

Maar door het feit dat hij vaker herkend was vanaf de compositietekening werd Johnny M. nu zó interessant voor het rechercheteam dat hij verdachte werd. Ook volgens de officier van justitie voldeed hij aan de criteria, dus werd hij aangehouden. Tijdens de verhoren maakte Johnny eerst een gespannen indruk. Kennelijk was hem niet goed duidelijk gemaakt van welke moord hij werd verdacht, want op een gegeven moment mompelde hij: 'Als je met zo'n stoephoer bent mee geweest, wil dat nog niet zeggen dat je haar vermoord hebt'. Kennelijk dacht hij opgepakt te zijn voor de moord op de prostituee Shirley Hereijgers.

naar boven

Toen hij eenmaal begreep dat hij verdacht werd van de moord op Anne, ontspande hij en stelde zich coöperatief op. Zo werkte hij mee aan een DNA-onderzoek en antwoordde hij tijdens het verhoor op alle vragen. Toch bleef er een verdenking omdat hij een andere verklaring leverde over waar hij geweest was dan de moeder van zijn vriend en haar zuster.
De verdenking werd heel sterk nadat met mevrouw Uil, de getuige bij het Noorderstation, een zogenaamde Oslo-confrontatie was gehouden. Door een one-way-screen kan een getuige dan zes personen bekijken. Op deze manier vond ook de confrontatie met mevrouw Uil plaats: zij werd langs zes personen geleid en wees zonder aarzeling Johnny aan als de persoon die ze die avond bij het Noorderstation had gezien. Vanaf dat moment stond het voor de leden van het rechercheteam vast dat zij de zaak hadden opgelost.

Er bleek echter een uiterst vervelend addertje onder het gras te schuilen. Wanneer iemand vermoord wordt aangetroffen, is de standaardprocedure dat de nagels van het slachtoffer worden geknipt en het vuil onder de nagels wordt veiliggesteld. Dit vanuit de gedachte dat indien er een worsteling tussen dader en slachtoffer heeft plaatsgevonden, het mogelijk is dat het slachtoffer de dader heeft gekrabd. Daardoor kan DNA-materiaal van de dader op of onder de nagels van het slachtoffer terecht komen. Er werd onder de nagels van Anne inderdaad materiaal gevonden. Genoeg om te kunnen zeggen dat het geen bloed was, maar te weinig om te kunnen vaststellen of het speeksel, huid of sperma was. Toch had het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) er een mengprofiel uit kunnen halen. Dat wil zeggen dat er zowel materiaal van het slachtoffer als van een onbekende man in is aangetroffen. En het DNA-onderzoek wees uit dat het materiaal onder de nagels van Anne niet van Johnny was. Er was geen bewijs en hij had niet bekend en dat was voor het Openbaar Ministerie voldoende reden om hem in vrijheid te stellen. Tot groot ongenoegen van de leden van het rechercheteam, omdat zij er van overtuigd bleven dat zij de zaak hadden opgelost.

Er was vanaf dat moment geen verdachte meer, de zaak zat vast. Een review in het voorjaar van 1999, door rechercheurs die niet aan het eerste onderzoek hadden meegewerkt, leidde tot de conclusie dat er geen andere verdachte dan Johnny M. in beeld kwam.

naar boven

Laatste strohalm?

De ochtend van 1 mei in 2000 spraken Stienstra en ik over de zaak. Op zondag 7 mei zou Peter R. de Vries aandacht aan de zaak besteden. De Vries stond in nauw contact met Jaap de Ruyter de Wildt, die alles probeerde om de moord op zijn dochter opgelost te krijgen. In het kader van deze uitzending had de politie samengewerkt met Peter R de Vries, wat niet vaak voorkomt, maar er was in dit geval een reden voor. In zijn uitzending zou De Vries aandacht besteden aan een tip van twee getuigen waar de politie tot dan toe weinig mee had gedaan. Deze poging werd beschouwd als een laatste strohalm, de politie hoopte hiermee nieuwe tips binnen te krijgen.

Het betrof een tip van een ouder echtpaar dat vlak bij het viaduct aan de Eikenlaan woonde, zo'n tweehonderd meter van het Noorderstation. Zij werden in de bewuste nacht om ongeveer half twee wakker door het gegil van een vrouw. Het was zo verontrustend dat zij uit bed stapten om te kijken wat er aan de hand was. Vanuit het zijraam in hun kamer zagen zij over het voetpad een man en een vrouw lopen. De man had zijn arm om het hoofd van de vrouw en hij trok haar op die manier mee. Hij was veel langer dan de vrouw en had keurig haar, het meisje was alternatief gekleed. De vrouw was zo ongerust dat zij aan haar man voorstelde de politie te bellen. Deze zei dat dit geen zin had, want op het moment dat de politie er zou zijn, waren deze mensen al lang verdwenen. Dus gingen ze weer naar bed. Toen zij later lazen wat er op het Noorderstation was gebeurd, meldden zij zich met dit verhaal bij de politie. In eerste instantie was er weinig met deze tip gedaan omdat de vrouw het meisje op de foto niet herkende als Anne en omdat de beschrijving van de man niet leek op de beschrijving die mevrouw Uil had gegeven. Bovendien speelt het voorval zich af op een plek waar Anne normaliter niet langs zou komen, als zij rechtstreeks van het Hoofdstation naar haar huis zou lopen. Het was een omweg van zeker tien minuten.

Naar mijn idee had de politie hier juiste keuzes gemaakt. De verklaring van mevrouw Uil leek belangrijker, omdat zij op een passend tijdstip veel dichter bij de plaats delict een ontmoeting had gehad met iemand die zich uiterst vreemd gedroeg. Omdat deze tip in drie jaar niet tot de dader had geleid, was het zinvol om drie jaar later iets anders te proberen.

Peter R. de Vries zou zich in zijn uitzending ook uiterst kritisch uitlaten over het DNA-onderzoek door het NFI. Hij had hierover enkele schriftelijke vragen gesteld aan het Openbaar Ministerie. Er was in de mondhoek van Anne een schaamhaar aangetroffen. Het NFI had gemeld dat, op basis van een haarvergelijkingsonderzoek, deze haar niet van Anne was. Het lag voor de hand dat de politie daardoor dacht dat Anne was gedwongen om oraal seksuele handelingen bij de dader te verrichten, en dat de schaamhaar de politie naar de dader zou kunnen leiden. Het NFI bleek echter niet in staat om het DNA van de schaamhaar te bepalen. Daarom was het materiaal door het NFI naar Engeland gestuurd, waar men meer met haren kon dan in Nederland. Het resultaat was dat de schaamhaar afkomstig was van iemand uit de vrouwelijke lijn van het slachtoffer, dus hoogstwaarschijnlijk van Anne zelf. Dat het NFI had gezegd dat de schaamhaar niet van Anne was, terwijl in Engeland werd aangetoond dat dit hoogstwaarschijnlijk wél zo was, was voor De Vries de reden om in zijn programma het door het NFI uitgevoerde DNA-onderzoek aan de kaak te stellen.

naar boven

In de archieven gedoken

Tijdens het gesprek dat Stienstra en ik hadden over onze verwachtingen betreffende de tv-uitzending kwam het bij ons op om zelf ook iets te gaan doen. Het is zo dat, met name in Engeland en de Verenigde Staten, bij zedenmisdrijven vaak gekeken wordt naar andere misdrijven die rond die datum en in de nabije omgeving van de plaats delict zijn gepleegd en waarvan de dader bekend is. Dit doet men omdat seksuele delinquenten hun misdrijven meestal dicht bij huis plegen, waar ze de omgeving goed kennen. En treft men een zaak aan die overeenkomsten heeft met de te onderzoeken zaak, dan moet je nagaan of die dader daarvoor in aanmerking kan komen.

Het leek ons een goed idee om die dag met een dergelijk onderzoek te beginnen. Wij meldden ons bij de mensen die dit soort gegevens uit computerbestanden halen. Een paar uur later hadden wij de formulieren van de Herkenningsdienst van een vijftigtal zedenzaken gepleegd in de periode 1995-2000 in een straal van vijftienhonderd meter rond het Noorderstation. We verdeelden deze in twee categorieën. In categorie A kwamen de zaken die we in eerste instantie zouden gaan onderzoeken en in categorie B de zaken waar we pas naar zouden gaan kijken als categorie A niets had opgeleverd. Aan het eind van de dag waren we klaar met de indeling en we konden de dag erna aan de slag met de analyse van categorie A.

naar boven

DNA - De oplossing

Dat bleek echter niet meer nodig. Er was de vorige dag na vijven door het NFI gebeld. Men had het onbekende deel van het DNA-mengprofiel van het nagelvuil door de databank gehaald. Dit was, ondanks de afspraak dat dit regelmatig zou gebeuren, anderhalf jaar daarvoor voor het laatst gebeurd. In die tijd kon men mengprofielen nog niet computermatig vergelijken, dit moest handmatig gebeuren. Het resultaat was verrassend: men had een hit gescoord. In gewoon Nederlands betekent dit dat men iemand had gevonden op wie dit DNA-profiel paste.

Het DNA was van Henk S., een bekende van de politie. Een verslaafde die alles gebruikte wat hij maar kon krijgen en die aan het daarvoor benodigde geld kwam door inbraken of door roofovervallen op winkels. Tot dan was er tijdens het onderzoek van de politie nooit op hem gewezen en was hij daardoor niet als mogelijke dader in beeld gekomen.

Stienstra en ik keken eerst of hij in onze stapel van de vorige dag zat. Dat was zo, maar we hadden hem in categorie B ingedeeld. Waarom? Omdat uit onze gegevens bleek dat Henk in de periode van de moord in de gevangenis van Maastricht verbleef. Daarnaast bleek uit deze gegevens dat hij vanaf 1996 invalide was. Het zedenmisdrijf waarvoor hij was veroordeeld, maakte hem - gezien de leeftijd van het slachtoffer en de modus operandi - niet direct een kandidaat voor de moord op Anne. Hij had in augustus 1998, ruim een jaar na de moord op Anne, in de stad Groningen aan een tweeënzeventigjarige vrouw gevraagd hem naar een fietsenmaker te brengen, omdat beide banden van zijn invalidenwagen lek waren. Deze mevrouw was zo vriendelijk om hem en zijn rolstoel in haar auto te laden. Onderweg bedreigde hij haar met een mes en liet haar naar het grensgebied met Duitsland rijden. Daar verkrachtte hij haar.

Wrang voor Henk was dat hij, omdat hij wilde bewijzen onschuldig te zijn, er op had aangedrongen om DNA van hem af te nemen. Dat DNA was hem nu noodlottig geworden. Wat niet in onze informatie stond, was dat Henk in 1998 ook nog een tippelaarster vanuit de binnenstad, onder valse beloftes van drugs en een slaapplaats, had meegetroond naar een plantsoen in een buitenwijk en haar daar had verkracht. Doordat dit misdrijf als vrijheidsberoving in de boeken stond, was het niet in onze selectie van zedenmisdrijven terechtgekomen.

Onze irritatie over de onvolkomenheden in de registratie legde het natuurlijk af tegen de euforie dat er een verdachte was. DNA van Henk S. bij het slachtoffer was voor ons het bewijs dat hij de dader was. Anne en Henk S. kenden elkaar niet, er was geen andere manier te bedenken waardoor zijn DNA onder haar nagels had kunnen komen. Maar officier van justitie Gert Souër hielp ons snel uit de droom. Hij opperde: 'Straks in de rechtszaal kom ik een slimme advocaat tegen en die zegt dat Henk die nacht een meisje, dat hij wel aantrekkelijk vond, in de binnenstad was tegengekomen. Hij wilde haar bij de arm pakken en zij had daarbij een afwerend gebaar gemaakt en hem in het gezicht geraakt. Daarbij moest zijn DNA onder haar nagels terecht zijn gekomen. Henk had haar daarop losgelaten en het meisje had haar weg vervolgd.' Het was duidelijk dat er meer bewijs moest komen dan alleen het DNA.

naar boven

De zaak in Utrecht

Henk S. was echter niet alleen interessant voor ons, maar ook voor het politiekorps in Utrecht. In Utrecht was op 13 augustus 1994 Annet van Reen verkracht en vermoord, en Henk S. was de laatste die in haar gezelschap was gezien. Van Reen was een vierentwintigjarige vrouw die in een psychiatrische inrichting in Zeist werd verpleegd voor een persoonlijkheidsstoornis. In de weekeinden was zij regelmatig te vinden bij de 'bewoners' van Hoog Catharijne in Utrecht. Getuigen hadden haar daar op 13 augustus voor het laatst gezien.

In Utrecht bestond sinds kort een CCT en de rechercheurs waren een paar maanden daarvoor bij ons op bezoek geweest om te kijken hoe wij werkten. Tijdens dat gesprek hadden zij de zaak Annet van Reen genoemd als één van de zaken die zij als eerste zouden aanpakken. Bij het NFI lag al een verzoek om DNA-materiaal dat op Annet van Reen was gevonden opnieuw te onderzoeken. Een paar dagen later kwam de uitslag en het DNA, dat men op filtersigaretten bij de plaats delict had aangetroffen, bleek van Henk S. te zijn.

naar boven

Het onderzoek in 2000

Er werd besloten tot een samenwerkingsverband tussen Utrecht en Groningen. Men liet het tactisch onderzoek door de eigen regio uitvoeren, maar het verhoor en de juridische afhandeling werden een gezamenlijk project. Binnen een paar dagen had Nieuwenhuis een team van tien man geformeerd, waar Stienstra en ik toe behoorden. Het team bestond uit twee tactisch coördinatoren, één van de oude zaak en één van de review, en een aantal ervaren rechercheurs, van wie een meerderheid in het eerste onderzoek had meegedraaid en dus de zaak van haver tot gort kende.

In de eerste briefing werd besproken wat we konden gaan onderzoeken. Iemand kwam met de suggestie om de telefoon van de verdachte te gaan afluisteren. Dat wordt altijd geopperd, als men niet weet wat te doen. Maar omdat Henk S. op dat moment in de gevangenis van Scheveningen op de Extra Beveiligde Afdeling verbleef - hij was tot acht jaar veroordeeld voor de verkrachting van de tweeënzeventigjarige vrouw – en met mensen buiten de gevangenis geen contact had, leek dit niet een erg zinvolle optie.

Het leek er daarna op dat ze van mij voorstellen verwachtten. Kennelijk leefde de gedachte dat iemand van de universiteit wel ideeën zou hebben. Hoewel het naar mijn idee om normaal politiewerk ging, deed ik een aantal voorstellen. Er moest in de politiesystemen alle informatie over Henk worden verzameld, met name rond de periode waarin Anne was vermoord. Al bekend was dat Henk S. op 25 april, kort voor de moord op Anne de Ruyter, uit de gevangenis van Maastricht was ontslagen en een treinkaart enkele reis Groningen had meegekregen. Wij wisten dus al wel dat hij uit de gevangenis was vrijgelaten op 25 april 1997, maar nog niet bekend was of hij naar Groningen was gegaan.

naar boven

Omdat Henk een junk was zonder vaste woon- of verblijfplaats werd navraag gedaan bij een slaaphuis in Groningen. Het bleek dat hij op 25 april daar ruzie had gemaakt, wat betekende dat hij die dag inderdaad in Groningen was aangekomen. Andere belangrijke informatie was dat Henk op 3 mei in Veendam was aangehouden na een overval op een winkel. Hij was toen nog geen invalide.

Andere zaken die uitgezocht werden: waar zorgde Henk voor overlast, waar en met wie in de stad pleegde Henk de meeste van zijn misdrijven? Enkele teamleden doken in de systemen, anderen namen contact op met collega's die mogelijk iets over Henk konden vertellen.

Zodoende kwamen wij er achter dat hij in het verleden vooral misdrijven had gepleegd in de twee wijken waarin Anne en Shirley waren gevonden. Daarnaast bleek dat hij van 25 april tot 2 mei in Groningen was geweest, een dag voor het misdrijf goederen had verkocht aan een inbrengwinkel, op 1 en 2 mei, de dagen na het misdrijf, overvallen op winkels had gepleegd, op adressen vlakbij het Noorderstation had overnacht en, op de avond van de moord, vrouwen had lastig gevallen op zo'n honderd meter van het Noorderstation.

Op 3 mei had hij, zoals al gemeld, in Veendam een overval gepleegd en zich na zijn arrestatie op het politiebureau zo hevig verzet, dat er zes agenten nodig waren om hem in bedwang te houden. Henk werd door zijn agressief gedrag nauwelijks verhoord, maar werd direct overgebracht naar De Rode Pannen, een onderdeel van de gevangenis in Norgerhaven met extra bewaking. Uit Utrecht hoorden we dat Henk zich ook bij hen tijdens een arrestatie, kort na de moord op Annet van Rheen, had verzet en dat er toen tien agenten nodig waren om hem in bedwang te houden.

naar boven

Ook wisten we dat Henk van 1 januari 1996 tot 25 april 1997 voor diefstallen en inbraken had vastgezeten en van 3 mei 1997 tot 1 mei 1998 vanwege de roofoverval in Veendam. Op 1 augustus 1997 was hij invalide geworden ten gevolge van een steekpartij. Na de verkrachting in augustus 1998 was hij niet meer vrij geweest. Voor ons maakte dit het ondervragen van getuigen gemakkelijker. Door te vragen of Henk lopend was of in een rolstoel zat, wisten wij of getuigen hem in de bewuste week in 1997 hadden gezien, toen de moord op Anne de Ruyter werd gepleegd, of dat dit was in 1998, nadat hij invalide was geraakt. Omdat veel getuigen uit de junkwereld kwamen, en het geheugen in die kringen een zwak punt is, was een gegeven als dit een goed hulpmiddel om hun getuigenis te kunnen dateren.

Met deze resultaten was deel één van onze missie geslaagd. Wij konden aannemelijk maken dat Henk in de nacht van de moord in de omgeving van de plaats delict was geweest.

Ook het horen van getuigen leverde nuttige informatie op. Een tippelaarster vertelde dat zij in het verleden door Henk was verkracht. Henk kwam bij haar op de Westerhaven, destijds onderdeel van 'de baan', het tippelgebied in Groningen, en vertelde haar dat hij net uit de gevangenis kwam en dat hij drugs en een slaapplaats had. Zij liep met hem mee in de richting van Hoogkerk en toen ze bij de spoorbaan kwamen, sloeg Henk een arm om haar hoofd en nam haar mee langs het spoor naar het Stadspark. Daar brak hij in in een zomerhuis en verkrachtte haar urenlang. De getuigen van de Eikenlaan beschreven ook dat de man die zij gezien hadden de vrouw meenam met zijn arm om haar hoofd.

naar boven

De voorbereiding van het verhoor

Het Groninger rechercheonderzoek leverde voldoende informatie op. Het werd tijd om ons voor te bereiden op het verhoor. Uit Utrecht kwam het voorstel de drie personen die de Training Professioneel Verhoor volgden bij het verhoor te betrekken. Vanuit deze cursus kon dan de begeleiding van deze rechercheurs plaatsvinden. Van Groningen werd verwacht dat zij een tweetal verhoorders leverden. Het verhoor kon dan worden gedaan door één rechercheur uit Utrecht en één uit Groningen, opdat kennis van beide zaken tijdens het verhoor aanwezig was.

Daarnaast stelde Utrecht voor om mij in te schakelen. Duidelijk was dat de verdachte behoorlijk gestoord was. In zo'n geval wordt bij professionele verhoren gebruik gemaakt van een psycholoog als adviseur. Hoewel ik duidelijk maakte dat ik op dat gebied niet zo heel erg deskundig was, vond de Utrechtse politie dat ik daartoe de meest geschikte persoon was.

In elke verhoorcursus leert een politiemens dat het uiterst belangrijk is de zaak en de verdachte te kennen. De zaak kende ik ondertussen wel, de verdachte nog niet. Ik wist alleen dat hij in contacten met de politie uiterst gewelddadig kon reageren. Bovendien was het niet zijn gewoonte om met de politie te praten. Hij gaf er de voorkeur aan om zijn verhaal aan de rechter te vertellen, want dat was de persoon die uiteindelijk besliste over zijn lot. De politie vertrouwde hij niet, omdat die zijn verhalen altijd zo verdraaide dat het leek dat hij de dader wel moest zijn. Kort samengevat zat ik met het volgende probleem: de verdachte moest bekennen, anders bracht het Openbaar Ministerie de zaak niet voor, maar hij weigerde doorgaans met de politie te praten. Drong je toch aan, dan vierde hij zijn agressie bot op het meubilair en de aanwezige politiemensen.

naar boven

De kunst is dan het bedenken van een strategie die rekening houdt met deze omstandigheden. Wat ik daarvoor nodig heb, is meer achtergrondinformatie over de verdachte. Uit Henks criminele verleden bleek dat hij jeugd-tbs (terbeschikkingstelling) had gehad. Dat betekende dat hij al eens door een psychiater en een psycholoog, op een tijdstip dat dichter lag bij het moment dat het met Henk mis was gegaan, was onderzocht. Gelukkig was op het Openbaar Ministerie dit dossier nog aanwezig. Ook beschikte het Openbaar Ministerie nog over reclasseringsrapporten over Henk.

De ellende die uit een en ander sprak laat zich raden. De ouders waren jong getrouwd omdat Henk eraan kwam, daarna kwamen nog twee kinderen, daarna liet vader moeder en kinderen alleen achter. Vader kreeg een ongeluk op het werk, werd arbeidsongeschikt en kwam weer thuis. Verder was er sprake van veel drank en veel mishandeling waarvan moeder en Henk de voornaamste slachtoffers waren. Henk moest kennelijk boeten voor het leed van vader. Hij zocht en vond troost bij een buurvrouw, die hem opving als zijn vader hem 's nachts voor straf de straat opstuurde.

Tijdens de tbs werd Henk helemaal dwars. Hij verloor het vertrouwen in psychologen; 'die denken je al na een gesprek van vijftien minuten te kennen' en hulpverleners;'die denken alleen maar aan hun eigen portemonnee'. Voor één van de maatschappelijk werkers maakte Henk later één uitzondering: dat was voor een maatschappelijk werkster van de reclassering in Groningen. In de tijd dat zij Henk begeleidde, kwam hij dagelijks op het bureau en zette koffie voor de medewerkers. Hij gedroeg zich toen zeer positief, hij behoorde daar zo ongeveer tot het huisraad.

Bij zijn ouders was hij vanaf zijn veertiende niet meer welkom. Henk had nog wel af en toe met zijn moeder een afspraak in Groningen, buiten medeweten van zijn vader. De rest van het trieste verhaal; drugs, geweld, onhandelbaarheid.

naar boven

Er zaten niettemin voor mij positieve aanknopingspunten in. Opvallend was, dat Henk maar drie keer vertrouwen in een andere persoon had gehad. En een verdachte vertelt zijn verhaal gemakkelijker aan iemand waarin hij vertrouwen heeft. Wat zijn dat dan voor mensen, in wie de verdachte vertrouwen heeft?

De eerste was de buurvrouw die hem opving nadat zijn vader hem had gestraft. De buurvrouw was de enige getuige die positief over Henk sprak. Zij kon zich niet voorstellen dat Henk een moord had gepleegd, zo'n aardige jongen die op de kinderen paste als zij boodschappen moest doen; ze vertrouwde hem volledig. Volgens haar hadden zijn ouders hem misvormd en moesten zij in de gevangenis zitten en niet Henk.

De tweede vrouw waar Henk vertrouwen in had, was de maatschappelijk werkster. Ook zij achtte Henk niet tot moord in staat.

De derde was zijn moeder. Hij vertelde immers dat hij in het geheim afspraken met haar had. Dit bleek weliswaar gelogen, maar daarom des te belangrijker. Hierin verschilt de zienswijze van de gedragswetenschapper van die van de politiemens. De reactie van de gemiddelde politiemens op zo'n verhaal is namelijk: 'Wat een gek niet? Ons wijs maken dat hij stiekem met zijn moeder praat. Wat een (…!)'. Een gedragswetenschapper zal daarentegen zeggen: 'Liegt hij daarover? Dat is een uiterst belangrijk gegeven, want met die leugen geeft hij zijn diepste wens weer. Hij wil graag alleen met zijn moeder praten, want hij kan bij haar zijn verhaal kwijt en kennelijk niet bij zijn vader'.

naar boven

Ik leerde Henk allengs beter kennen. Zijn handelwijze had een vast patroon. Elke keer voordat hij een ernstig feit pleegde, was hij net uit de gevangenis ontslagen. Hij lokte zijn slachtoffers met een smoes mee en overmeesterde hen op een rustige plek. Daarna nam hij ze mee naar een plaats waar hij ze ongestoord kon verkrachten.

Met de politie praatte hij niet en als je dat toch probeerde, vertimmerde hij de boel viel hij de mensen aan. Vertrouwen had hij alleen in vrouwen. Er moest daarom een vrouw in het verhoorkoppel zitten. Normaliter doet men dat niet in een zaak van een verkrachter en zeer gewelddadig persoon, verkrachters denken immers niet positief over vrouwen. Welk type vrouw moest ik tegenover hem zetten? We wilden de buurvrouw en de maatschappelijk werkster horen. Als we zijn moeder zouden horen, zou hij snel weten dat wij hem verdachten. Dat lieten we achterwege. De buurvrouw konden we aanvankelijk niet traceren, daarom spraken we alleen de vrouw van de reclassering. Dat bleek een vrouw van rechttoe rechtaan, geen flauwekul, gewoon zeggen waar het op staat. Mijn verwachting was dat Henk met dit type vrouw het best zou kunnen praten. Zo'n vrouw hadden we daarom nodig voor het verhoor.

De volgende stap was het vinden van een politievrouw, iemand die zich in contacten met burgers in eerste instantie als mens opstelt en in tweede instantie als politievrouw. Iemand die eerst vraagt hoe het met de kinderen of met de gezondheid gaat en dan pas begint aan de dingen waarover zij beroepsmatig met die persoon moet spreken. Ze moest natuurlijk bekend zijn met de zaak. Het mooiste zou zijn wanneer ze bekend is met de streek waar Henk zijn jeugd doorbracht: de Veenkoloniën. Dan kon ze hem in de streektaal verhoren. En er was één vrouw die aan al deze eisen voldeed; Wilma.

naar boven

Daarmee waren we er nog niet. Het tweede element waar rekening mee gehouden moest worden, was de gewelddadigheid. Er moest daarom een man in het verhoorkoppel zitten. Henk geeft zich niet zomaar over, hij wil eerst een machtsspelletje spelen, en dat gezien zijn vechtgedrag in eerdere situaties, ook winnen. De politieman zou de verliezende partij moeten zijn. Ik ging ervan uit, dat Henk zijn verhaal, als hij dat al kwijt wilde, aan een vrouw zou vertellen, Dan moest hij de man uit het verhoor kunnen weren. Het is niet gemakkelijk om deze tactiek uit te leggen; de meeste politiemannen worden boos als een verdachte zoiets zou voorstellen. Daarom moet hij overtuigd worden van het feit dat hij dit niet moet opvatten als een persoonlijke afwijzing. Dat hij dus ook niet moet reageren alsof dat wel het geval is. We waren er juist op uit om Henk de politieman uit het verhoor te laten weren, zodat hij alleen met Wilma aan de praat kwam. Uiteraard moest alles goed worden doorgesproken met de verhoorder. Gert-Jan van de politie uit Utrecht was bereid deze ondankbare rol te spelen.

Met deze inzet hoopte ik ook Henks machogedrag te neutraliseren. Dat kon door een vrouw tegenover hem te zetten. Maar hij kon, als iets hem niet aanstond, zich op de man storten. De tactiek om dit te voorkomen, bestond uit twee delen: de eerste was dat wij Henk geen aanleiding zouden geven om boos te worden, de tweede dat wij hem vanaf het begin duidelijk maakten dat wij niet op zijn geweld zouden reageren. Dus aan de ene kant zorgen dat hij geen reden had om kwaad te worden; door in gewone taal met hem te praten, begrip te tonen voor zijn standpunten en serieus op klachten van hem ingaan. Indien je een belofte doet, je er ook aan houden. Aan de andere kant maakten we hem duidelijk dat we niet op eventueel geweld van hem zouden reageren. Gert-Jan formuleerde dit ongeveer als volgt: 'We weten wel dat jij graag met de politie op de vuist gaat, maar daar heb ik geen zin in. Je kunt me wel een blauw oog slaan, en daar heb ik een paar dagen last van, maar ik zal niet terugslaan. Ik wil gewoon met je praten en verwacht van jou dat je dat ook met mij doet.'

Een derde element van de strategie was dat we gebruik maakten van een 'Standaard Verhoor Plan'. Alle vragen worden dan van tevoren vastgelegd. Het opstellen van zo'n verhoorplan heeft het voordeel dat er overzicht is over de bestaande informatie. Daardoor wordt duidelijk welke informatie er nog ontbreekt en kun je die, indien mogelijk, nog achterhalen. De verhoorders weten door deze aanpak alles van de zaak en kunnen door een verdachte nooit voor een verrassing worden geplaatst.

naar boven

Het verhoor wordt begeleid vanuit een regiekamer en op video opgenomen. In de regiekamer zitten de begeleiding en het schaduwkoppel, bestaande uit twee verhoorders die helemaal zijn ingevoerd, de zaak en het verhoorplan kennen en die kunnen invallen wanneer om welke reden ook het verhoor niet volgens plan verloopt. Dit koppel houdt vooral bij of alle vragen worden gesteld en of op alle antwoorden van de verdachte adequaat wordt gereageerd.

Mijn rol in deze verhoorsetting is vooral te letten op het gedrag van de verdachte; hoe hij formuleert, welke lichaamstaal hij laat zien, hoe hij op de verhoorders reageert. Ik kan chatten met de verhoorders, bijvoorbeeld om hen te wijzen op bepaald gedrag van de verdachte. Ik kan hen aanwijzingen geven voor hun eigen gedrag en ad hoc aanvullende vragen doorgeven.

Na een verhoor wordt alles met het verhoorteam doorgesproken en wordt het verhoorplan eventueel bijgesteld.

De verhoorders kregen als opdracht mee zo veel mogelijk zichzelf te blijven. Ze mochten niet spelen dat ze boos of verontwaardigd waren. Pas als ze echte boosheid voelden, mochten ze die laten blijken. Het doel van de vragen moesten ze steeds in de gaten blijven houden Daarnaast kregen de verhoorders rollen: Gert-Jan zou zich af en toe onredelijk opstellen, Wilma kreeg dan de gelegenheid om Henk in bescherming te nemen; maar als Henk zich onredelijk opstelde, dan moest juist Wilma hem daar op wijzen.

Ten slotte werd afgesproken dat we zouden beginnen met de Utrechtse zaak, omdat deze waarschijnlijk het minst bedreigend was voor Henk. We zouden openen met de vraag of het klopte dat hij in 1994 net uit de gevangenis was vrijgelaten, hoe hij in Utrecht terecht was gekomen en wat er verder allemaal gebeurd was tot en met zijn ontmoeting met Annet. Vervolgens zou de zaak uit Groningen op eenzelfde manier worden besproken, om te eindigen met het feit dat beide zaken veel op elkaar leken en dat in beide zaken DNA van hem was aangetroffen.

naar boven

Het verhoor

Henk werd op een dinsdag uit de gevangenis van Scheveningen gelicht en naar Utrecht gebracht. Na allerlei administratieve plichtplegingen konden wij om één uur met het verhoor beginnen.

Henk begon direct met: 'Ik heb nog niet met mijn advocaat gesproken en ik spreek nooit met de politie, dus jullie zien maar'. Hem werd uitgelegd waarvan hij verdacht werd en waarom, en dat wij toch met hem wilden praten. Hierop dreigde Henk dat als hij werd gedwongen, hij ons wel op een andere manier kon duidelijk maken dat hij niet met de politie wilde praten. Gert-Jan reageerde zoals was afgesproken en we werden het er over eens dat er die dag niet over de zaak zou worden gepraat - dat zouden we pas doen nadat hij met zijn advocaat had gesproken - maar dat we de tijd zouden gebruiken om meer over Henk aan de weet te komen.

De tweede dag begon Henk zeer afwijzend, want zijn advocaat had hem op het hart gedrukt niets te zeggen. Dat deed hij de gehele ochtend dan ook niet, onverschillig wat wij vroegen. 's Middags gaf Henk op een klein aantal vragen wel antwoord en hij had het even moeilijk toen we hem vroegen uit te leggen hoe het kwam dat zijn DNA bij Annet van Reen was aangetroffen.

De derde dag was hij spraakzamer. De zaak van Anne kwam aan de orde en we vroegen hem wat hij in de periode rond 1 mei 1997 gedaan had. We vertelden hem wat wij daar van wisten. 's Middags werd hem het vuur na aan de schenen gelegd. Beide zaken werden met elkaar vergeleken vanwege de vele overeenkomsten en het feit dat bij beide slachtoffers zijn DNA was aangetroffen.

Het werd een paar minuten stil. Het hoge woord kwam eruit: 'Wilma, kan ik even alleen met je praten?' Henk wilde echter buiten de verhoorkamer alleen met Wilma praten en dat kon niet vanwege zijn gewelddadige reputatie. Dus voerde ik telefonisch overleg met de officier van justitie en die stemde er mee in om daarbij een tweede vrouwelijke rechercheur aanwezig te laten zijn. Ook Henk had hiertegen geen bezwaar. Henk vroeg aan Wilma of zij er voor wilde zorgen dat zijn familie werd ingelicht en hulp zou krijgen bij eventuele contacten met de pers. Verder wilde hij graag alleen door vrouwen worden verhoord. Dat was voor ons uiteraard geen enkel probleem.

naar boven

De bekentenis

Daarna kwam Henk terug in de verhoorkamer en zei: 'Ga er maar even voor zitten, want het zijn er geen twee, maar vier.' In de regiekamer keken we elkaar verrast en met hoopvolle blikken aan.

Over de zaak van Anne legde hij een verklaring af die in geen enkel opzicht klopte met de feiten zoals die door de politie waren aangetroffen. Maar het verhaal was wel zo levensecht dat wij zeker wisten dat hij het over iets had dat zich echt had voorgedaan.

Zijn verhaal over de zaak van Annet van Reen bleek beter te kloppen, behalve het gedeelte over het seksueel contact. Volgens Henk was dit op basis van vrijwilligheid geweest, Annets verwondingen wezen echter op een zeer gewelddadige verkrachting.

Ook bekende Henk een moord op een drugshandelaar in Groningen, waarvan ik wist dat die zaak was opgelost en dat zijn naam in dat onderzoek niet naar voren was gekomen.
Vervolgens bekende Henk een moord op een publieke vrouw in de Nieuwstad, het red light district van Groningen. Een zaak die ik niet kende.

naar boven

Aan de ene kant was er voldoende reden om sterk te twijfelen aan Henks bekentenis, aan de andere kant was het duidelijk dat hij op de praatstoel zat. Het hartverscheurend huilen na de bekentenis maakte duidelijk dat Henk iets, wat hem al jaren dwars zat, van zich af had gepraat. Dus wel bekentenissen, maar niet één ervan klopte helemaal met de feiten. Er moest nog heel wat werk worden verzet.

Henk gaf aan dat hij zich door zijn druggebruik niet alles precies kon herinneren, maar dat hij zijn best zou doen om alles weer terug te laten komen. Het ijs was duidelijk gebroken. Hij was als een blok gevallen voor Wilma en hij had vertrouwen in ons.

De dag erna moest Henk naar de rechtbank in Groningen om te kijken of hij voor voorlopige hechtenis in aanmerking kwam. Met zijn bekentenis was dat geen probleem. Vooraf had ik er op aangedrongen dat de rechters, gelukkig waren het allen vrouwen, hem niet zouden confronteren met het verwerpelijke van zijn gedrag, maar hem zouden belonen door te zeggen dat ze waardering hadden voor het feit dat hij besloten had te praten. Nadat één van de rechters hem vroeg of hij nog iets wilde verklaren, zei Henk: 'Nee, ik verklaar alleen nog maar bij de politie'.

In de dagen en weken erna werd Henk nog langdurig verhoord en bleef hij coöperatief in de verhoren. In de zaak van Anne vertelde hij stapje voor stapje wat er was gebeurd. Belangrijk daarbij was dat Henk aangaf waar hij haar rugzak in een vijver in het Noorderplantsoen had gegooid. Veel mensen, onder wie mensen uit het verhoorteam, geloofden niet dat de tas daar gevonden zou worden. Maar een duikploeg had binnen vijf minuten de tas te pakken, met daarin een groot aantal T-shirts die Anne op de vrijmarkt in Amsterdam had willen verkopen. Henk had hiermee daderkennis prijsgegeven, een onderdeel dat voor de bewijsvoering van groot belang is. Hij was inderdaad bij het huis van de getuigen aan de Eikenlaan langs gekomen, het oudere echtpaar dat had gezien hoe een man een gillende vrouw meesleurde. Naar zijn zeggen had Henk Anne op het station willen beroven, maar toen zij begon te gillen, had hij haar de keel dichtgedrukt. Hij was gevlucht via de andere kant van het station, zodat mevrouw Uil hem niet kon hebben gezien. Wie zij wel heeft gezien, zal vermoedelijk altijd een raadsel blijven.

naar boven

Het eerste verhaal dat Henk over Anne vertelde, hebben we niet kunnen plaatsen. Lange tijd nam ik aan dat het te maken had met een sinds 1994 vermiste vrouw die vlakbij het Noorderstation woonde. Ook werd er rekening gehouden met de mogelijkheid dat Henk betrokken zou kunnen zijn bij de moord op Shirley Hereijgers. Sinds 2004 weten we, dankzij DNA-onderzoek, dat Henk inderdaad te maken zou kunnen hebben met deze moord.

Met de moord op de drugshandelaar kon Henk niets van doen hebben, omdat hij ten tijde van die moord in de gevangenis zat. Henk zei later dat anderen tegen hem hadden gezegd dat hij die moord had gepleegd. Hij zat immers die dag onder het bloed. Aangezien hij zelf niet wist waar het bloed vandaan kwam, had hij aangenomen dat dit ook zo was.

Door grondig speurwerk in de systemen van de politie kwamen wij erachter dat er inderdaad een prostituee was aangevallen en beroofd in de buurt van het huis in de Nieuwstad dat Henk had aangegeven. Na dit misdrijf had zij twee uur bewusteloos in haar kamer gelegen. Dat Henk dacht deze vrouw te hebben vermoord, was dan ook niet vreemd. Eenmaal bijgekomen, was ze een tijdje opgenomen in een ziekenhuis. Het slachtoffer was afkomstig uit Zuid-Amerika, verbleef daar hoogstwaarschijnlijk weer, en kon niet worden getraceerd.

Henk verklaarde vlak voor de eerste rechtzitting dat iemand anders Anne had vermoord en dat hij slechts getuige was geweest. Daarom moest de genoemde persoon worden gearresteerd en verhoord. Het werd al snel duidelijk dat deze man met de zaak niets te maken had. Henk werd vervolgens door de rechtbank schuldig bevonden aan beide moorden en tot bijna de maximumstraf veroordeeld, acht jaar en tbs met dwangverpleging. Omdat Henk na het plegen van deze misdrijven andere misdrijven heeft gepleegd waarvoor hij al gevangenisstraf had gehad en deze straffen volgens de wet afgetrokken moeten worden van de maximumstraf die voor dit misdrijf staat, was het maximum in dit geval 'slechts' negen jaar.

naar boven


Vervolgens

Hierboven staat vermeld dat Henk S. tijdens zijn eerste bekentenis over hoe hij Anne had vermoord een verhaal vertelde dat absoluut niet paste bij die zaak. Hij vertelde namelijk dat hij op die avond met iemand in een auto zat. Toen zagen ze op straat een tippelaarster waarvan zij wisten dat die schulden had bij een bekende van hen. Zij hadden haar in de auto gesleurd en waren met haar buiten de stad gaan rijden. Tijdens die rit was hij zo boos geworden dat hij op haar had ingeslagen. De tippelaarster had dit niet overleefd. Ze waren daarna naar de stad teruggereden en hadden haar ergens in de buurt van de spoorlijn gedumpt.

Het verhaal kon niet kloppen omdat Anne geen tippelaarster was, die straat was Anne die nacht niet doorgekomen, ze was wel langs het spoor gevonden, maar daar kon men alleen via het Noorderstation komen en Anne had een rugzak bij zich en die werd door Henk niet genoemd.

Een dergelijk verhaal bedenk je niet tijdens een verhoor. Dus werd gezocht tussen alle vermoorde en vermist gemelde tippelaars of dit verhaal daarop betrekking kon hebben. Er bleken twee zaken te zijn die van toepassing konden zijn.

naar boven

Het meest waarschijnlijke was de moord op Shirley Hereijgers, zij werd een dag na de vondst van Anne bij een school dichtbij het spoor gevonden. Tijdens het destijds uitgevoerde onderzoek bleek dat zij daar vijf dagen had gelegen. Shirley was dus al voor Anne vermoord, maar wel op een dag dat Henk al in Groningen was. Op haar lichaam werd bovendien een mengprofiel DNA van twee onbekende mannen aangetroffen en Henk had het over een mededader gehad. Bovendien had Shirley een 'logeeradres' in een zijstraat van de door Henk genoemde straat. Shirley was die nacht niet bij haar vriend/pooier geweest, zij zou daarom op weg geweest kunnen zijn naar dit adres.

De andere zaak betrof de vermiste Ineke Fleurke*. Zij werd in 1994 door haar ouders als vermist opgegeven. Haar vriend werd als mogelijke dader genoemd. Die had haar de dag voor haar verdwijning zwaar mishandeld en in haar woning vernielingen gepleegd. De ruzie zou om geld gaan. Deze vriend was een bekende van Henk en Henk verbleef in die tijd in Groningen. Een probleem bij een vermiste persoon is dat die niet is gevonden, dus weet je niet waar het lichaam is gedumpt. Bovendien is er geen forensisch onderzoek gedaan en heb je niets waaraan je kunt toetsen of iemand bij dit misdrijf is betrokken.

Johan Stienstra heeft toen geregeld dat het mengprofiel DNA uit de zaak van Shirley naar het NFI werd gestuurd. Uit het NFI-onderzoek bleek dat met een kans van 1 op 1000 een van de profielen van Henk was. Indien de dader een ander dan Henk zou zijn, dan moest de dader in de mannelijke lijn (verre) familie van Henk zijn (het was namelijk Y-chromosoom gebonden DNA, dat alleen in de mannelijke lijn wordt doorgegeven).

Na de zaak voorbereid te hebben werd Henk in de gevangenis aangehouden en verhoord (hierover later meer). Henk ontkende iets met dit misdrijf te maken te hebben. Desondanks werd de zaak voorgebracht. De rechtbank vond het DNA-bewijs niet sterk genoeg en sprak hem vrij.


© Harrie Timmerman, 2017

 

* De zaak Ineke Fleurke - anno 2017 nog steeds on-opgelost



Uit: Cold Case Kalender 2017; een kalender die door de politie in gevangenissen is gedistribueerd in de hoop informatie uit het criminele circuit te krijgen.

https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/documenten-algemeen/onderwerpteksten/cold-case/kalender-2017.pdf

 

naar boven


1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |

10 | 11 | 12 |
13 | 14 | 15 | 16 |

index | begrippenlijst | register |


www.waarheidsvinding.com